vervoeging van de bedrijvende vorm van opwaarderen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opwaarderen | op te waarderen | ||||||||
toekomend | zullen opwaarderen op zullen waarderen |
te zullen opwaarderen op te zullen waarderen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben opgewaardeerd | te hebben opgewaardeerd | ||||||||
toekomend | opgewaardeerd zullen hebben | opgewaardeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
opwaarderend | opgewaardeerd | ev. waardeer op |
mv. verouderd waardeert op |
waardere op (bijzin) opwaardere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | waardeer op | waardeert op | waardeert op | waardeert op | waardeert op | waarderen op | waarderen op | waarderen op | |||
verleden (o.v.t.) | waardeerde op | waardeerde op | waardeerde op | waardeerde op | waardeerde op | waardeerden op | waardeerden op | waardeerden op | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opwaarderen | zult/zal opwaarderen | zult/zal opwaarderen | zult opwaarderen | zal opwaarderen | zullen opwaarderen | zullen opwaarderen | zullen opwaarderen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opwaarderen | zou opwaarderen | zou(dt) opwaarderen | zoudt opwaarderen | zou opwaarderen | zouden opwaarderen | zouden opwaarderen | zouden opwaarderen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | opwaardeer | opwaardeert | opwaardeert | opwaardeert | opwaardeert | opwaarderen | opwaarderen | opwaarderen | |||
verleden (o.v.t.) | opwaardeerde | opwaardeerde | opwaardeerde | opwaardeerde | opwaardeerde | opwaardeerden | opwaardeerden | opwaardeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opwaarderen op zal waarderen |
zult/zal opwaarderen op zult/zal waarderen |
zult/zal opwaarderen op zult/zal waarderen |
zult opwaarderen op zult waarderen |
zal opwaarderen op zal waarderen |
zullen opwaarderen op zullen waarderen |
zullen opwaarderen op zullen waarderen |
zullen opwaarderen op zullen waarderen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opwaarderen op zou waarderen |
zou opwaarderen op zou waarderen |
zou(dt) opwaarderen op zou(dt) waarderen |
zoudt opwaarderen op zoudt waarderen |
zou opwaarderen op zou waarderen |
zouden opwaarderen op zouden waarderen |
zouden opwaarderen op zouden waarderen |
zouden opwaarderen op zouden waarderen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb opgewaardeerd | hebt opgewaardeerd | hebt/heeft opgewaardeerd | hebt opgewaardeerd | heeft opgewaardeerd | hebben opgewaardeerd | hebben opgewaardeerd | hebben opgewaardeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had opgewaardeerd | had opgewaardeerd | had opgewaardeerd | hadt opgewaardeerd | had opgewaardeerd | hadden opgewaardeerd | hadden opgewaardeerd | hadden opgewaardeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgewaardeerd hebben | zal/zult opgewaardeerd hebben | zult/zal opgewaardeerd hebben | zult opgewaardeerd hebben | zal opgewaardeerd hebben | zullen opgewaardeerd hebben | zullen opgewaardeerd hebben | zullen opgewaardeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgewaardeerd hebben | zou opgewaardeerd hebben | zou/zoudt opgewaardeerd hebben | zoudt opgewaardeerd hebben | zou opgewaardeerd hebben | zouden opgewaardeerd hebben | zouden opgewaardeerd hebben | zouden opgewaardeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm opgewaardeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt opgewaardeerd | er is opgewaardeerd | |||||||||
verleden | er werd opgewaardeerd | er was opgewaardeerd | |||||||||
toekomend | er zal opgewaardeerd worden | er zal opgewaardeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou opgewaardeerd worden | er zou opgewaardeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm opgewaardeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opgewaardeerd worden | opgewaardeerd te worden | ||||||||
toekomend | opgewaardeerd zullen worden | opgewaardeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | opgewaardeerd zijn | opgewaardeerd te zijn | ||||||||
toekomend | opgewaardeerd zullen zijn | opgewaardeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word opgewaardeerd | wordt opgewaardeerd | wordt opgewaardeerd | wordt opgewaardeerd | wordt opgewaardeerd | worden opgewaardeerd | worden opgewaardeerd | worden opgewaardeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd opgewaardeerd | werd opgewaardeerd | werd opgewaardeerd | werdt opgewaardeerd | werd opgewaardeerd | werden opgewaardeerd | werden opgewaardeerd | werden opgewaardeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opgewaardeerd worden | zult opgewaardeerd worden | zult opgewaardeerd worden | zult opgewaardeerd worden | zal opgewaardeerd worden | zullen opgewaardeerd worden | zullen opgewaardeerd worden | zullen opgewaardeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opgewaardeerd worden | zou opgewaardeerd worden | zou/zoudt opgewaardeerd worden | zoudt opgewaardeerd worden | zou opgewaardeerd worden | zouden opgewaardeerd worden | zouden opgewaardeerd worden | zouden opgewaardeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben opgewaardeerd | bent opgewaardeerd | bent/is opgewaardeerd | zijt opgewaardeerd | is opgewaardeerd | zijn opgewaardeerd | zijn opgewaardeerd | zijn opgewaardeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was opgewaardeerd | was opgewaardeerd | was opgewaardeerd | waart opgewaardeerd | was opgewaardeerd | waren opgewaardeerd | waren opgewaardeerd | waren opgewaardeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgewaardeerd zijn | zult opgewaardeerd zijn | zult opgewaardeerd zijn | zult opgewaardeerd zijn | zal opgewaardeerd zijn | zullen opgewaardeerd zijn | zullen opgewaardeerd zijn | zullen opgewaardeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgewaardeerd zijn | zou opgewaardeerd zijn | zou/zoudt opgewaardeerd zijn | zoudt opgewaardeerd zijn | zou opgewaardeerd zijn | zouden opgewaardeerd zijn | zouden opgewaardeerd zijn | zouden opgewaardeerd zijn |