t.) opzet opzet opzet opzet opzet opzetten opzetten opzetten verleden (o.v.t.) opzette opzette opzette opzette opzette opzetten opzetten opzetten toekomend...
naamwoord opzet opzetten (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opzetten ...dat wij opzetten. ...dat jullie opzetten. ...dat zij opzetten. Het woord...
Geluid: opzettend (hulp, bestand) op·zet·tend opzettend onvoltooid deelwoord van opzetten...
tegenwoordige tijd van opzetten ... dat ik opzet. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opzetten ... dat jij opzet. (in een bijzin)...
Geluid: opzettende (hulp, bestand) op·zet·ten·de opzettende verbogen vorm van opzettend, het onvoltooid deelwoord van opzetten Het woord opzettende staat...
Geluid: opzette (hulp, bestand) op·zet·te opzette (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opzetten ... dat ik opzette. ... dat jij opzette. ......
woorden staan zet (…) op enkelvoud tegenwoordige tijd van opzetten gebiedende wijs van opzetten Het woord zet op staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal...
zetten (…) op meervoud tegenwoordige tijd van opzetten zetten (…) op meervoud verleden tijd van opzetten Wij zetten op. Jullie zetten op. Zij zetten...