vervoeging van de bedrijvende vorm van overcompenseren
|
onbepaalde wijs
|
kort
|
lang
|
onvoltooid
|
tegenwoordig
|
overcompenseren
|
te overcompenseren
|
toekomend
|
zullen overcompenseren
|
te zullen overcompenseren
|
voltooid
|
tegenwoordig
|
hebben overgecompenseerd
|
te hebben overgecompenseerd
|
toekomend
|
overgecompenseerd zullen hebben
|
overgecompenseerd te zullen hebben
|
|
onvoltooid deelwoord |
voltooid deelwoord |
gebiedende wijs |
aanvoegende wijs
|
|
overcompenserend |
overgecompenseerd |
ev. overcompenseer |
mv. verouderd overcompenseert |
overcompensere
|
aantonende wijs |
enkelvoud |
meervoud
|
onvoltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij, ge |
hij, zij, het |
wij, we |
jullie |
zij, ze
|
tegenwoordig (o.t.t.) |
overcompenseer |
overcompenseert |
overcompenseert |
overcompenseert |
overcompenseert |
overcompenseren |
overcompenseren |
overcompenseren
|
verleden (o.v.t.) |
overcompenseerde |
overcompenseerde |
overcompenseerde |
overcompenseerde |
overcompenseerde |
overcompenseerden |
overcompenseerden |
overcompenseerden
|
toekomend (o.t.t.t.) |
zal overcompenseren |
zult/zal overcompenseren |
zult/zal overcompenseren |
zult overcompenseren |
zal overcompenseren |
zullen overcompenseren |
zullen overcompenseren |
zullen overcompenseren
|
voorwaardelijk (o.v.t.t.) |
zou overcompenseren |
zou overcompenseren |
zou(dt) overcompenseren |
zoudt overcompenseren |
zou overcompenseren |
zouden overcompenseren |
zouden overcompenseren |
zouden overcompenseren
|
voltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij |
hij, zij, het |
wij |
jullie |
zij
|
tegenwoordig (v.t.t.) |
heb overgecompenseerd |
hebt overgecompenseerd |
hebt/heeft overgecompenseerd |
hebt overgecompenseerd |
heeft overgecompenseerd |
hebben overgecompenseerd |
hebben overgecompenseerd |
hebben overgecompenseerd
|
verleden (v.v.t.) |
had overgecompenseerd |
had overgecompenseerd |
had overgecompenseerd |
hadt overgecompenseerd |
had overgecompenseerd |
hadden overgecompenseerd |
hadden overgecompenseerd |
hadden overgecompenseerd
|
toekomend (v.t.t.t.) |
zal overgecompenseerd hebben |
zal/zult overgecompenseerd hebben |
zult/zal overgecompenseerd hebben |
zult overgecompenseerd hebben |
zal overgecompenseerd hebben |
zullen overgecompenseerd hebben |
zullen overgecompenseerd hebben |
zullen overgecompenseerd hebben
|
voorwaardelijk (v.v.t.t.) |
zou overgecompenseerd hebben |
zou overgecompenseerd hebben |
zou/zoudt overgecompenseerd hebben |
zoudt overgecompenseerd hebben |
zou overgecompenseerd hebben |
zouden overgecompenseerd hebben |
zouden overgecompenseerd hebben |
zouden overgecompenseerd hebben
|
onpersoonlijke lijdende vorm overgecompenseerd worden
|
|
onvoltooid |
voltooid
|
tegenwoordig |
er wordt overgecompenseerd |
er is overgecompenseerd
|
verleden |
er werd overgecompenseerd |
er was overgecompenseerd
|
toekomend |
er zal overgecompenseerd worden |
er zal overgecompenseerd zijn
|
voorwaardelijk |
er zou overgecompenseerd worden |
er zou overgecompenseerd zijn
|
lijdende vorm overgecompenseerd worden
|
onbepaalde wijs
|
kort
|
lang
|
onvoltooid
|
tegenwoordig
|
overgecompenseerd worden
|
overgecompenseerd te worden
|
toekomend
|
overgecompenseerd zullen worden
|
overgecompenseerd te zullen worden
|
voltooid
|
tegenwoordig
|
overgecompenseerd zijn
|
overgecompenseerd te zijn
|
toekomend
|
overgecompenseerd zullen zijn
|
overgecompenseerd te zullen zijn
|
|
enkelvoud |
meervoud
|
onvoltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij |
hij, zij, het |
wij |
jullie |
zij
|
tegenwoordig (o.t.t.) |
word overgecompenseerd |
wordt overgecompenseerd |
wordt overgecompenseerd |
wordt overgecompenseerd |
wordt overgecompenseerd |
worden overgecompenseerd |
worden overgecompenseerd |
worden overgecompenseerd
|
verleden (o.v.t.) |
werd overgecompenseerd |
werd overgecompenseerd |
werd overgecompenseerd |
werdt overgecompenseerd |
werd overgecompenseerd |
werden overgecompenseerd |
werden overgecompenseerd |
werden overgecompenseerd
|
toekomend (o.t.t.t.) |
zal overgecompenseerd worden |
zult overgecompenseerd worden |
zult overgecompenseerd worden |
zult overgecompenseerd worden |
zal overgecompenseerd worden |
zullen overgecompenseerd worden |
zullen overgecompenseerd worden |
zullen overgecompenseerd worden
|
voorwaardelijk (o.v.t.t.) |
zou overgecompenseerd worden |
zou overgecompenseerd worden |
zou/zoudt overgecompenseerd worden |
zoudt overgecompenseerd worden |
zou overgecompenseerd worden |
zouden overgecompenseerd worden |
zouden overgecompenseerd worden |
zouden overgecompenseerd worden
|
voltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij |
hij, zij, het |
wij |
jullie |
zij
|
tegenwoordig (v.t.t.) |
ben overgecompenseerd |
bent overgecompenseerd |
bent/is overgecompenseerd |
zijt overgecompenseerd |
is overgecompenseerd |
zijn overgecompenseerd |
zijn overgecompenseerd |
zijn overgecompenseerd
|
verleden (v.v.t.) |
was overgecompenseerd |
was overgecompenseerd |
was overgecompenseerd |
waart overgecompenseerd |
was overgecompenseerd |
waren overgecompenseerd |
waren overgecompenseerd |
waren overgecompenseerd
|
toekomend (v.t.t.t.) |
zal overgecompenseerd zijn |
zult overgecompenseerd zijn |
zult overgecompenseerd zijn |
zult overgecompenseerd zijn |
zal overgecompenseerd zijn |
zullen overgecompenseerd zijn |
zullen overgecompenseerd zijn |
zullen overgecompenseerd zijn
|
voorwaardelijk (v.v.t.t.) |
zou overgecompenseerd zijn |
zou overgecompenseerd zijn |
zou/zoudt overgecompenseerd zijn |
zoudt overgecompenseerd zijn |
zou overgecompenseerd zijn |
zouden overgecompenseerd zijn |
zouden overgecompenseerd zijn |
zouden overgecompenseerd zijn
|