vervoeging van de bedrijvende vorm van overstemmen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overstemmen | over te stemmen | ||||||||
toekomend | zullen overstemmen over zullen stemmen |
te zullen overstemmen over te zullen stemmen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overgestemd | te hebben overgestemd | ||||||||
toekomend | overgestemd zullen hebben | overgestemd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overstemmend | overgestemd | ev. stem over |
mv. verouderd stemt over |
stemme over (bijzin) overstemme | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | stem over | stemt over | stemt over | stemt over | stemt over | stemmen over | stemmen over | stemmen over | |||
verleden (o.v.t.) | stemde over | stemde over | stemde over | stemde over | stemde over | stemden over | stemden over | stemden over | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overstemmen | zult/zal overstemmen | zult/zal overstemmen | zult overstemmen | zal overstemmen | zullen overstemmen | zullen overstemmen | zullen overstemmen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overstemmen | zou overstemmen | zou(dt) overstemmen | zoudt overstemmen | zou overstemmen | zouden overstemmen | zouden overstemmen | zouden overstemmen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | overstem | overstemt | overstemt | overstemt | overstemt | overstemmen | overstemmen | overstemmen | |||
verleden (o.v.t.) | overstemde | overstemde | overstemde | overstemde | overstemde | overstemden | overstemden | overstemden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overstemmen over zal stemmen |
zult/zal overstemmen over zult/zal stemmen |
zult/zal overstemmen over zult/zal stemmen |
zult overstemmen over zult stemmen |
zal overstemmen over zal stemmen |
zullen overstemmen over zullen stemmen |
zullen overstemmen over zullen stemmen |
zullen overstemmen over zullen stemmen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overstemmen over zou stemmen |
zou overstemmen over zou stemmen |
zou(dt) overstemmen over zou(dt) stemmen |
zoudt overstemmen over zoudt stemmen |
zou overstemmen over zou stemmen |
zouden overstemmen over zouden stemmen |
zouden overstemmen over zouden stemmen |
zouden overstemmen over zouden stemmen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overgestemd | hebt overgestemd | hebt/heeft overgestemd | hebt overgestemd | heeft overgestemd | hebben overgestemd | hebben overgestemd | hebben overgestemd | |||
verleden (v.v.t.) | had overgestemd | had overgestemd | had overgestemd | hadt overgestemd | had overgestemd | hadden overgestemd | hadden overgestemd | hadden overgestemd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgestemd hebben | zal/zult overgestemd hebben | zult/zal overgestemd hebben | zult overgestemd hebben | zal overgestemd hebben | zullen overgestemd hebben | zullen overgestemd hebben | zullen overgestemd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgestemd hebben | zou overgestemd hebben | zou/zoudt overgestemd hebben | zoudt overgestemd hebben | zou overgestemd hebben | zouden overgestemd hebben | zouden overgestemd hebben | zouden overgestemd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm overgestemd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overgestemd | er is overgestemd | |||||||||
verleden | er werd overgestemd | er was overgestemd | |||||||||
toekomend | er zal overgestemd worden | er zal overgestemd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overgestemd worden | er zou overgestemd zijn | |||||||||
lijdende vorm overgestemd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overgestemd worden | overgestemd te worden | ||||||||
toekomend | overgestemd zullen worden | overgestemd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overgestemd zijn | overgestemd te zijn | ||||||||
toekomend | overgestemd zullen zijn | overgestemd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overgestemd | wordt overgestemd | wordt overgestemd | wordt overgestemd | wordt overgestemd | worden overgestemd | worden overgestemd | worden overgestemd | |||
verleden (o.v.t.) | werd overgestemd | werd overgestemd | werd overgestemd | werdt overgestemd | werd overgestemd | werden overgestemd | werden overgestemd | werden overgestemd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overgestemd worden | zult overgestemd worden | zult overgestemd worden | zult overgestemd worden | zal overgestemd worden | zullen overgestemd worden | zullen overgestemd worden | zullen overgestemd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overgestemd worden | zou overgestemd worden | zou/zoudt overgestemd worden | zoudt overgestemd worden | zou overgestemd worden | zouden overgestemd worden | zouden overgestemd worden | zouden overgestemd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overgestemd | bent overgestemd | bent/is overgestemd | zijt overgestemd | is overgestemd | zijn overgestemd | zijn overgestemd | zijn overgestemd | |||
verleden (v.v.t.) | was overgestemd | was overgestemd | was overgestemd | waart overgestemd | was overgestemd | waren overgestemd | waren overgestemd | waren overgestemd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgestemd zijn | zult overgestemd zijn | zult overgestemd zijn | zult overgestemd zijn | zal overgestemd zijn | zullen overgestemd zijn | zullen overgestemd zijn | zullen overgestemd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgestemd zijn | zou overgestemd zijn | zou/zoudt overgestemd zijn | zoudt overgestemd zijn | zou overgestemd zijn | zouden overgestemd zijn | zouden overgestemd zijn | zouden overgestemd zijn |
vervoeging van de bedrijvende vorm van overstemmen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overstemmen | te overstemmen | ||||||||
toekomend | zullen overstemmen | te zullen overstemmen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overstemd | te hebben overstemd | ||||||||
toekomend | overstemd zullen hebben | overstemd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overstemmend | overstemd | ev. overstem |
mv. verouderd overstemt |
overstemme | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | overstem | overstemt | overstemt | overstemt | overstemt | overstemmen | overstemmen | overstemmen | |||
verleden (o.v.t.) | overstemde | overstemde | overstemde | overstemde | overstemde | overstemden | overstemden | overstemden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overstemmen | zult/zal overstemmen | zult/zal overstemmen | zult overstemmen | zal overstemmen | zullen overstemmen | zullen overstemmen | zullen overstemmen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overstemmen | zou overstemmen | zou(dt) overstemmen | zoudt overstemmen | zou overstemmen | zouden overstemmen | zouden overstemmen | zouden overstemmen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overstemd | hebt overstemd | hebt/heeft overstemd | hebt overstemd | heeft overstemd | hebben overstemd | hebben overstemd | hebben overstemd | |||
verleden (v.v.t.) | had overstemd | had overstemd | had overstemd | hadt overstemd | had overstemd | hadden overstemd | hadden overstemd | hadden overstemd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overstemd hebben | zal/zult overstemd hebben | zult/zal overstemd hebben | zult overstemd hebben | zal overstemd hebben | zullen overstemd hebben | zullen overstemd hebben | zullen overstemd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overstemd hebben | zou overstemd hebben | zou/zoudt overstemd hebben | zoudt overstemd hebben | zou overstemd hebben | zouden overstemd hebben | zouden overstemd hebben | zouden overstemd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm overstemd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overstemd | er is overstemd | |||||||||
verleden | er werd overstemd | er was overstemd | |||||||||
toekomend | er zal overstemd worden | er zal overstemd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overstemd worden | er zou overstemd zijn | |||||||||
lijdende vorm overstemd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overstemd worden | overstemd te worden | ||||||||
toekomend | overstemd zullen worden | overstemd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overstemd zijn | overstemd te zijn | ||||||||
toekomend | overstemd zullen zijn | overstemd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overstemd | wordt overstemd | wordt overstemd | wordt overstemd | wordt overstemd | worden overstemd | worden overstemd | worden overstemd | |||
verleden (o.v.t.) | werd overstemd | werd overstemd | werd overstemd | werdt overstemd | werd overstemd | werden overstemd | werden overstemd | werden overstemd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overstemd worden | zult overstemd worden | zult overstemd worden | zult overstemd worden | zal overstemd worden | zullen overstemd worden | zullen overstemd worden | zullen overstemd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overstemd worden | zou overstemd worden | zou/zoudt overstemd worden | zoudt overstemd worden | zou overstemd worden | zouden overstemd worden | zouden overstemd worden | zouden overstemd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overstemd | bent overstemd | bent/is overstemd | zijt overstemd | is overstemd | zijn overstemd | zijn overstemd | zijn overstemd | |||
verleden (v.v.t.) | was overstemd | was overstemd | was overstemd | waart overstemd | was overstemd | waren overstemd | waren overstemd | waren overstemd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overstemd zijn | zult overstemd zijn | zult overstemd zijn | zult overstemd zijn | zal overstemd zijn | zullen overstemd zijn | zullen overstemd zijn | zullen overstemd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overstemd zijn | zou overstemd zijn | zou/zoudt overstemd zijn | zoudt overstemd zijn | zou overstemd zijn | zouden overstemd zijn | zouden overstemd zijn | zouden overstemd zijn |