vervoeging van de bedrijvende vorm van overwinnen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overwinnen | te overwinnen | ||||||
toekomend | zullen overwinnen | te zullen overwinnen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overwonnen | te hebben overwonnen | ||||||
toekomend | overwonnen zullen hebben | overwonnen te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
overwinnend | overwonnen | ev. overwin |
mv. verouderd overwint |
overwinne | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | overwin | overwint | overwint | overwint | overwint | overwinnen | overwinnen | overwinnen | |
verleden (o.v.t.) | overwon | overwon | overwon | overwon | overwon | overwonnen | overwonnen | overwonnen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal overwinnen | zult/zal overwinnen | zult/zal overwinnen | zult overwinnen | zal overwinnen | zullen overwinnen | zullen overwinnen | zullen overwinnen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overwinnen | zou overwinnen | zou(dt) overwinnen | zoudt overwinnen | zou overwinnen | zouden overwinnen | zouden overwinnen | zouden overwinnen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overwonnen | hebt overwonnen | hebt/heeft overwonnen | hebt overwonnen | heeft overwonnen | hebben overwonnen | hebben overwonnen | hebben overwonnen | |
verleden (v.v.t.) | had overwonnen | had overwonnen | had overwonnen | hadt overwonnen | had overwonnen | hadden overwonnen | hadden overwonnen | hadden overwonnen | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal overwonnen hebben | zal/zult overwonnen hebben | zult/zal overwonnen hebben | zult overwonnen hebben | zal overwonnen hebben | zullen overwonnen hebben | zullen overwonnen hebben | zullen overwonnen hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overwonnen hebben | zou overwonnen hebben | zou/zoudt overwonnen hebben | zoudt overwonnen hebben | zou overwonnen hebben | zouden overwonnen hebben | zouden overwonnen hebben | zouden overwonnen hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm overwonnen worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt overwonnen | er is overwonnen | |||||||
verleden | er werd overwonnen | er was overwonnen | |||||||
toekomend | er zal overwonnen worden | er zal overwonnen zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou overwonnen worden | er zou overwonnen zijn |
vervoeging van de bedrijvende vorm van overwinnen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overwinnen | over te winnen | ||||||
toekomend | zullen overwinnen over zullen winnen |
te zullen overwinnen over te zullen winnen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overgewonnen | te hebben overgewonnen | ||||||
toekomend | overgewonnen zullen hebben | overgewonnen te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
overwinnend | overgewonnen | ev. win over |
mv. verouderd wint over |
winne over (bijzin) overwinne | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | win over | wint over | wint over | wint over | wint over | winnen over | winnen over | winnen over | |
verleden (o.v.t.) | won over | won over | won over | won over | won over | wonnen over | wonnen over | wonnen over | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal overwinnen | zult/zal overwinnen | zult/zal overwinnen | zult overwinnen | zal overwinnen | zullen overwinnen | zullen overwinnen | zullen overwinnen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overwinnen | zou overwinnen | zou(dt) overwinnen | zoudt overwinnen | zou overwinnen | zouden overwinnen | zouden overwinnen | zouden overwinnen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | overwin | overwint | overwint | overwint | overwint | overwinnen | overwinnen | overwinnen | |
verleden (o.v.t.) | overwon | overwon | overwon | overwon | overwon | overwonnen | overwonnen | overwonnen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal overwinnen over zal winnen |
zult/zal overwinnen over zult/zal winnen |
zult/zal overwinnen over zult/zal winnen |
zult overwinnen over zult winnen |
zal overwinnen over zal winnen |
zullen overwinnen over zullen winnen |
zullen overwinnen over zullen winnen |
zullen overwinnen over zullen winnen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overwinnen over zou winnen |
zou overwinnen over zou winnen |
zou(dt) overwinnen over zou(dt) winnen |
zoudt overwinnen over zoudt winnen |
zou overwinnen over zou winnen |
zouden overwinnen over zouden winnen |
zouden overwinnen over zouden winnen |
zouden overwinnen over zouden winnen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overgewonnen | hebt overgewonnen | hebt/heeft overgewonnen | hebt overgewonnen | heeft overgewonnen | hebben overgewonnen | hebben overgewonnen | hebben overgewonnen | |
verleden (v.v.t.) | had overgewonnen | had overgewonnen | had overgewonnen | hadt overgewonnen | had overgewonnen | hadden overgewonnen | hadden overgewonnen | hadden overgewonnen | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgewonnen hebben | zal/zult overgewonnen hebben | zult/zal overgewonnen hebben | zult overgewonnen hebben | zal overgewonnen hebben | zullen overgewonnen hebben | zullen overgewonnen hebben | zullen overgewonnen hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgewonnen hebben | zou overgewonnen hebben | zou/zoudt overgewonnen hebben | zoudt overgewonnen hebben | zou overgewonnen hebben | zouden overgewonnen hebben | zouden overgewonnen hebben | zouden overgewonnen hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm overgewonnen worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt overgewonnen | er is overgewonnen | |||||||
verleden | er werd overgewonnen | er was overgewonnen | |||||||
toekomend | er zal overgewonnen worden | er zal overgewonnen zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou overgewonnen worden | er zou overgewonnen zijn |