vervoeging van de bedrijvende vorm van paaldansen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | paaldansen | te paaldansen | ||||||||
toekomend | zullen paaldansen | te zullen paaldansen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gepaaldanst | te hebben gepaaldanst | ||||||||
toekomend | gepaaldanst zullen hebben | gepaaldanst te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
paaldansend | gepaaldanst | ev. paaldans |
mv. verouderd paaldanst |
paaldanse | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | paaldans | paaldanst | paaldanst | paaldanst | paaldanst | paaldansen | paaldansen | paaldansen | |||
verleden (o.v.t.) | paaldanste | paaldanste | paaldanste | paaldanste | paaldanste | paaldansten | paaldansten | paaldansten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal paaldansen | zult/zal paaldansen | zult/zal paaldansen | zult paaldansen | zal paaldansen | zullen paaldansen | zullen paaldansen | zullen paaldansen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou paaldansen | zou paaldansen | zou(dt) paaldansen | zoudt paaldansen | zou paaldansen | zouden paaldansen | zouden paaldansen | zouden paaldansen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gepaaldanst | hebt gepaaldanst | hebt/heeft gepaaldanst | hebt gepaaldanst | heeft gepaaldanst | hebben gepaaldanst | hebben gepaaldanst | hebben gepaaldanst | |||
verleden (v.v.t.) | had gepaaldanst | had gepaaldanst | had gepaaldanst | hadt gepaaldanst | had gepaaldanst | hadden gepaaldanst | hadden gepaaldanst | hadden gepaaldanst | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepaaldanst hebben | zal/zult gepaaldanst hebben | zult/zal gepaaldanst hebben | zult gepaaldanst hebben | zal gepaaldanst hebben | zullen gepaaldanst hebben | zullen gepaaldanst hebben | zullen gepaaldanst hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepaaldanst hebben | zou gepaaldanst hebben | zou/zoudt gepaaldanst hebben | zoudt gepaaldanst hebben | zou gepaaldanst hebben | zouden gepaaldanst hebben | zouden gepaaldanst hebben | zouden gepaaldanst hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gepaaldanst worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gepaaldanst | er is gepaaldanst | |||||||||
verleden | er werd gepaaldanst | er was gepaaldanst | |||||||||
toekomend | er zal gepaaldanst worden | er zal gepaaldanst zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gepaaldanst worden | er zou gepaaldanst zijn | |||||||||
lijdende vorm gepaaldanst worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gepaaldanst worden | gepaaldanst te worden | ||||||||
toekomend | gepaaldanst zullen worden | gepaaldanst te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gepaaldanst zijn | gepaaldanst te zijn | ||||||||
toekomend | gepaaldanst zullen zijn | gepaaldanst te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gepaaldanst | wordt gepaaldanst | wordt gepaaldanst | wordt gepaaldanst | wordt gepaaldanst | worden gepaaldanst | worden gepaaldanst | worden gepaaldanst | |||
verleden (o.v.t.) | werd gepaaldanst | werd gepaaldanst | werd gepaaldanst | werdt gepaaldanst | werd gepaaldanst | werden gepaaldanst | werden gepaaldanst | werden gepaaldanst | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gepaaldanst worden | zult gepaaldanst worden | zult gepaaldanst worden | zult gepaaldanst worden | zal gepaaldanst worden | zullen gepaaldanst worden | zullen gepaaldanst worden | zullen gepaaldanst worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gepaaldanst worden | zou gepaaldanst worden | zou/zoudt gepaaldanst worden | zoudt gepaaldanst worden | zou gepaaldanst worden | zouden gepaaldanst worden | zouden gepaaldanst worden | zouden gepaaldanst worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gepaaldanst | bent gepaaldanst | bent/is gepaaldanst | zijt gepaaldanst | is gepaaldanst | zijn gepaaldanst | zijn gepaaldanst | zijn gepaaldanst | |||
verleden (v.v.t.) | was gepaaldanst | was gepaaldanst | was gepaaldanst | waart gepaaldanst | was gepaaldanst | waren gepaaldanst | waren gepaaldanst | waren gepaaldanst | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepaaldanst zijn | zult gepaaldanst zijn | zult gepaaldanst zijn | zult gepaaldanst zijn | zal gepaaldanst zijn | zullen gepaaldanst zijn | zullen gepaaldanst zijn | zullen gepaaldanst zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepaaldanst zijn | zou gepaaldanst zijn | zou/zoudt gepaaldanst zijn | zoudt gepaaldanst zijn | zou gepaaldanst zijn | zouden gepaaldanst zijn | zouden gepaaldanst zijn | zouden gepaaldanst zijn |