vervoeging van de bedrijvende vorm van palissaderen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | palissaderen | te palissaderen | ||||||||
toekomend | zullen palissaderen | te zullen palissaderen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gepalissadeerd | te hebben gepalissadeerd | ||||||||
toekomend | gepalissadeerd zullen hebben | gepalissadeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
palissaderend | gepalissadeerd | ev. palissadeer |
mv. verouderd palissadeert |
palissadere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | palissadeer | palissadeert | palissadeert | palissadeert | palissadeert | palissaderen | palissaderen | palissaderen | |||
verleden (o.v.t.) | palissadeerde | palissadeerde | palissadeerde | palissadeerde | palissadeerde | palissadeerden | palissadeerden | palissadeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal palissaderen | zult/zal palissaderen | zult/zal palissaderen | zult palissaderen | zal palissaderen | zullen palissaderen | zullen palissaderen | zullen palissaderen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou palissaderen | zou palissaderen | zou(dt) palissaderen | zoudt palissaderen | zou palissaderen | zouden palissaderen | zouden palissaderen | zouden palissaderen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gepalissadeerd | hebt gepalissadeerd | hebt/heeft gepalissadeerd | hebt gepalissadeerd | heeft gepalissadeerd | hebben gepalissadeerd | hebben gepalissadeerd | hebben gepalissadeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gepalissadeerd | had gepalissadeerd | had gepalissadeerd | hadt gepalissadeerd | had gepalissadeerd | hadden gepalissadeerd | hadden gepalissadeerd | hadden gepalissadeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepalissadeerd hebben | zal/zult gepalissadeerd hebben | zult/zal gepalissadeerd hebben | zult gepalissadeerd hebben | zal gepalissadeerd hebben | zullen gepalissadeerd hebben | zullen gepalissadeerd hebben | zullen gepalissadeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepalissadeerd hebben | zou gepalissadeerd hebben | zou/zoudt gepalissadeerd hebben | zoudt gepalissadeerd hebben | zou gepalissadeerd hebben | zouden gepalissadeerd hebben | zouden gepalissadeerd hebben | zouden gepalissadeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gepalissadeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gepalissadeerd | er is gepalissadeerd | |||||||||
verleden | er werd gepalissadeerd | er was gepalissadeerd | |||||||||
toekomend | er zal gepalissadeerd worden | er zal gepalissadeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gepalissadeerd worden | er zou gepalissadeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gepalissadeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gepalissadeerd worden | gepalissadeerd te worden | ||||||||
toekomend | gepalissadeerd zullen worden | gepalissadeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gepalissadeerd zijn | gepalissadeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gepalissadeerd zullen zijn | gepalissadeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gepalissadeerd | wordt gepalissadeerd | wordt gepalissadeerd | wordt gepalissadeerd | wordt gepalissadeerd | worden gepalissadeerd | worden gepalissadeerd | worden gepalissadeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gepalissadeerd | werd gepalissadeerd | werd gepalissadeerd | werdt gepalissadeerd | werd gepalissadeerd | werden gepalissadeerd | werden gepalissadeerd | werden gepalissadeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gepalissadeerd worden | zult gepalissadeerd worden | zult gepalissadeerd worden | zult gepalissadeerd worden | zal gepalissadeerd worden | zullen gepalissadeerd worden | zullen gepalissadeerd worden | zullen gepalissadeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gepalissadeerd worden | zou gepalissadeerd worden | zou/zoudt gepalissadeerd worden | zoudt gepalissadeerd worden | zou gepalissadeerd worden | zouden gepalissadeerd worden | zouden gepalissadeerd worden | zouden gepalissadeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gepalissadeerd | bent gepalissadeerd | bent/is gepalissadeerd | zijt gepalissadeerd | is gepalissadeerd | zijn gepalissadeerd | zijn gepalissadeerd | zijn gepalissadeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gepalissadeerd | was gepalissadeerd | was gepalissadeerd | waart gepalissadeerd | was gepalissadeerd | waren gepalissadeerd | waren gepalissadeerd | waren gepalissadeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepalissadeerd zijn | zult gepalissadeerd zijn | zult gepalissadeerd zijn | zult gepalissadeerd zijn | zal gepalissadeerd zijn | zullen gepalissadeerd zijn | zullen gepalissadeerd zijn | zullen gepalissadeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepalissadeerd zijn | zou gepalissadeerd zijn | zou/zoudt gepalissadeerd zijn | zoudt gepalissadeerd zijn | zou gepalissadeerd zijn | zouden gepalissadeerd zijn | zouden gepalissadeerd zijn | zouden gepalissadeerd zijn |