vervoeging van de bedrijvende vorm van paraffineren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | paraffineren | te paraffineren | ||||||||
toekomend | zullen paraffineren | te zullen paraffineren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geparaffineerd | te hebben geparaffineerd | ||||||||
toekomend | geparaffineerd zullen hebben | geparaffineerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
paraffinerend | geparaffineerd | ev. paraffineer |
mv. verouderd paraffineert |
paraffinere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | paraffineer | paraffineert | paraffineert | paraffineert | paraffineert | paraffineren | paraffineren | paraffineren | |||
verleden (o.v.t.) | paraffineerde | paraffineerde | paraffineerde | paraffineerde | paraffineerde | paraffineerden | paraffineerden | paraffineerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal paraffineren | zult/zal paraffineren | zult/zal paraffineren | zult paraffineren | zal paraffineren | zullen paraffineren | zullen paraffineren | zullen paraffineren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou paraffineren | zou paraffineren | zou(dt) paraffineren | zoudt paraffineren | zou paraffineren | zouden paraffineren | zouden paraffineren | zouden paraffineren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geparaffineerd | hebt geparaffineerd | hebt/heeft geparaffineerd | hebt geparaffineerd | heeft geparaffineerd | hebben geparaffineerd | hebben geparaffineerd | hebben geparaffineerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geparaffineerd | had geparaffineerd | had geparaffineerd | hadt geparaffineerd | had geparaffineerd | hadden geparaffineerd | hadden geparaffineerd | hadden geparaffineerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geparaffineerd hebben | zal/zult geparaffineerd hebben | zult/zal geparaffineerd hebben | zult geparaffineerd hebben | zal geparaffineerd hebben | zullen geparaffineerd hebben | zullen geparaffineerd hebben | zullen geparaffineerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geparaffineerd hebben | zou geparaffineerd hebben | zou/zoudt geparaffineerd hebben | zoudt geparaffineerd hebben | zou geparaffineerd hebben | zouden geparaffineerd hebben | zouden geparaffineerd hebben | zouden geparaffineerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geparaffineerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geparaffineerd | er is geparaffineerd | |||||||||
verleden | er werd geparaffineerd | er was geparaffineerd | |||||||||
toekomend | er zal geparaffineerd worden | er zal geparaffineerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geparaffineerd worden | er zou geparaffineerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geparaffineerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geparaffineerd worden | geparaffineerd te worden | ||||||||
toekomend | geparaffineerd zullen worden | geparaffineerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geparaffineerd zijn | geparaffineerd te zijn | ||||||||
toekomend | geparaffineerd zullen zijn | geparaffineerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geparaffineerd | wordt geparaffineerd | wordt geparaffineerd | wordt geparaffineerd | wordt geparaffineerd | worden geparaffineerd | worden geparaffineerd | worden geparaffineerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geparaffineerd | werd geparaffineerd | werd geparaffineerd | werdt geparaffineerd | werd geparaffineerd | werden geparaffineerd | werden geparaffineerd | werden geparaffineerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geparaffineerd worden | zult geparaffineerd worden | zult geparaffineerd worden | zult geparaffineerd worden | zal geparaffineerd worden | zullen geparaffineerd worden | zullen geparaffineerd worden | zullen geparaffineerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geparaffineerd worden | zou geparaffineerd worden | zou/zoudt geparaffineerd worden | zoudt geparaffineerd worden | zou geparaffineerd worden | zouden geparaffineerd worden | zouden geparaffineerd worden | zouden geparaffineerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geparaffineerd | bent geparaffineerd | bent/is geparaffineerd | zijt geparaffineerd | is geparaffineerd | zijn geparaffineerd | zijn geparaffineerd | zijn geparaffineerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geparaffineerd | was geparaffineerd | was geparaffineerd | waart geparaffineerd | was geparaffineerd | waren geparaffineerd | waren geparaffineerd | waren geparaffineerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geparaffineerd zijn | zult geparaffineerd zijn | zult geparaffineerd zijn | zult geparaffineerd zijn | zal geparaffineerd zijn | zullen geparaffineerd zijn | zullen geparaffineerd zijn | zullen geparaffineerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geparaffineerd zijn | zou geparaffineerd zijn | zou/zoudt geparaffineerd zijn | zoudt geparaffineerd zijn | zou geparaffineerd zijn | zouden geparaffineerd zijn | zouden geparaffineerd zijn | zouden geparaffineerd zijn |