vervoeging van de bedrijvende vorm van parafraseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | parafraseren | te parafraseren | ||||||||
toekomend | zullen parafraseren | te zullen parafraseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geparafraseerd | te hebben geparafraseerd | ||||||||
toekomend | geparafraseerd zullen hebben | geparafraseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
parafraserend | geparafraseerd | ev. parafraseer |
mv. verouderd parafraseert |
parafrasere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | parafraseer | parafraseert | parafraseert | parafraseert | parafraseert | parafraseren | parafraseren | parafraseren | |||
verleden (o.v.t.) | parafraseerde | parafraseerde | parafraseerde | parafraseerde | parafraseerde | parafraseerden | parafraseerden | parafraseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal parafraseren | zult/zal parafraseren | zult/zal parafraseren | zult parafraseren | zal parafraseren | zullen parafraseren | zullen parafraseren | zullen parafraseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou parafraseren | zou parafraseren | zou(dt) parafraseren | zoudt parafraseren | zou parafraseren | zouden parafraseren | zouden parafraseren | zouden parafraseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geparafraseerd | hebt geparafraseerd | hebt/heeft geparafraseerd | hebt geparafraseerd | heeft geparafraseerd | hebben geparafraseerd | hebben geparafraseerd | hebben geparafraseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geparafraseerd | had geparafraseerd | had geparafraseerd | hadt geparafraseerd | had geparafraseerd | hadden geparafraseerd | hadden geparafraseerd | hadden geparafraseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geparafraseerd hebben | zal/zult geparafraseerd hebben | zult/zal geparafraseerd hebben | zult geparafraseerd hebben | zal geparafraseerd hebben | zullen geparafraseerd hebben | zullen geparafraseerd hebben | zullen geparafraseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geparafraseerd hebben | zou geparafraseerd hebben | zou/zoudt geparafraseerd hebben | zoudt geparafraseerd hebben | zou geparafraseerd hebben | zouden geparafraseerd hebben | zouden geparafraseerd hebben | zouden geparafraseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geparafraseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geparafraseerd | er is geparafraseerd | |||||||||
verleden | er werd geparafraseerd | er was geparafraseerd | |||||||||
toekomend | er zal geparafraseerd worden | er zal geparafraseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geparafraseerd worden | er zou geparafraseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geparafraseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geparafraseerd worden | geparafraseerd te worden | ||||||||
toekomend | geparafraseerd zullen worden | geparafraseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geparafraseerd zijn | geparafraseerd te zijn | ||||||||
toekomend | geparafraseerd zullen zijn | geparafraseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geparafraseerd | wordt geparafraseerd | wordt geparafraseerd | wordt geparafraseerd | wordt geparafraseerd | worden geparafraseerd | worden geparafraseerd | worden geparafraseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geparafraseerd | werd geparafraseerd | werd geparafraseerd | werdt geparafraseerd | werd geparafraseerd | werden geparafraseerd | werden geparafraseerd | werden geparafraseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geparafraseerd worden | zult geparafraseerd worden | zult geparafraseerd worden | zult geparafraseerd worden | zal geparafraseerd worden | zullen geparafraseerd worden | zullen geparafraseerd worden | zullen geparafraseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geparafraseerd worden | zou geparafraseerd worden | zou/zoudt geparafraseerd worden | zoudt geparafraseerd worden | zou geparafraseerd worden | zouden geparafraseerd worden | zouden geparafraseerd worden | zouden geparafraseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geparafraseerd | bent geparafraseerd | bent/is geparafraseerd | zijt geparafraseerd | is geparafraseerd | zijn geparafraseerd | zijn geparafraseerd | zijn geparafraseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geparafraseerd | was geparafraseerd | was geparafraseerd | waart geparafraseerd | was geparafraseerd | waren geparafraseerd | waren geparafraseerd | waren geparafraseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geparafraseerd zijn | zult geparafraseerd zijn | zult geparafraseerd zijn | zult geparafraseerd zijn | zal geparafraseerd zijn | zullen geparafraseerd zijn | zullen geparafraseerd zijn | zullen geparafraseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geparafraseerd zijn | zou geparafraseerd zijn | zou/zoudt geparafraseerd zijn | zoudt geparafraseerd zijn | zou geparafraseerd zijn | zouden geparafraseerd zijn | zouden geparafraseerd zijn | zouden geparafraseerd zijn |