vervoeging van de bedrijvende vorm van politiseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | politiseren | te politiseren | ||||||||
toekomend | zullen politiseren | te zullen politiseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gepolitiseerd | te hebben gepolitiseerd | ||||||||
toekomend | gepolitiseerd zullen hebben | gepolitiseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
politiserend | gepolitiseerd | ev. politiseer |
mv. verouderd politiseert |
politisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | politiseer | politiseert | politiseert | politiseert | politiseert | politiseren | politiseren | politiseren | |||
verleden (o.v.t.) | politiseerde | politiseerde | politiseerde | politiseerde | politiseerde | politiseerden | politiseerden | politiseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal politiseren | zult/zal politiseren | zult/zal politiseren | zult politiseren | zal politiseren | zullen politiseren | zullen politiseren | zullen politiseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou politiseren | zou politiseren | zou(dt) politiseren | zoudt politiseren | zou politiseren | zouden politiseren | zouden politiseren | zouden politiseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gepolitiseerd | hebt gepolitiseerd | hebt/heeft gepolitiseerd | hebt gepolitiseerd | heeft gepolitiseerd | hebben gepolitiseerd | hebben gepolitiseerd | hebben gepolitiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gepolitiseerd | had gepolitiseerd | had gepolitiseerd | hadt gepolitiseerd | had gepolitiseerd | hadden gepolitiseerd | hadden gepolitiseerd | hadden gepolitiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepolitiseerd hebben | zal/zult gepolitiseerd hebben | zult/zal gepolitiseerd hebben | zult gepolitiseerd hebben | zal gepolitiseerd hebben | zullen gepolitiseerd hebben | zullen gepolitiseerd hebben | zullen gepolitiseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepolitiseerd hebben | zou gepolitiseerd hebben | zou/zoudt gepolitiseerd hebben | zoudt gepolitiseerd hebben | zou gepolitiseerd hebben | zouden gepolitiseerd hebben | zouden gepolitiseerd hebben | zouden gepolitiseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gepolitiseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gepolitiseerd | er is gepolitiseerd | |||||||||
verleden | er werd gepolitiseerd | er was gepolitiseerd | |||||||||
toekomend | er zal gepolitiseerd worden | er zal gepolitiseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gepolitiseerd worden | er zou gepolitiseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gepolitiseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gepolitiseerd worden | gepolitiseerd te worden | ||||||||
toekomend | gepolitiseerd zullen worden | gepolitiseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gepolitiseerd zijn | gepolitiseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gepolitiseerd zullen zijn | gepolitiseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gepolitiseerd | wordt gepolitiseerd | wordt gepolitiseerd | wordt gepolitiseerd | wordt gepolitiseerd | worden gepolitiseerd | worden gepolitiseerd | worden gepolitiseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gepolitiseerd | werd gepolitiseerd | werd gepolitiseerd | werdt gepolitiseerd | werd gepolitiseerd | werden gepolitiseerd | werden gepolitiseerd | werden gepolitiseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gepolitiseerd worden | zult gepolitiseerd worden | zult gepolitiseerd worden | zult gepolitiseerd worden | zal gepolitiseerd worden | zullen gepolitiseerd worden | zullen gepolitiseerd worden | zullen gepolitiseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gepolitiseerd worden | zou gepolitiseerd worden | zou/zoudt gepolitiseerd worden | zoudt gepolitiseerd worden | zou gepolitiseerd worden | zouden gepolitiseerd worden | zouden gepolitiseerd worden | zouden gepolitiseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gepolitiseerd | bent gepolitiseerd | bent/is gepolitiseerd | zijt gepolitiseerd | is gepolitiseerd | zijn gepolitiseerd | zijn gepolitiseerd | zijn gepolitiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gepolitiseerd | was gepolitiseerd | was gepolitiseerd | waart gepolitiseerd | was gepolitiseerd | waren gepolitiseerd | waren gepolitiseerd | waren gepolitiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepolitiseerd zijn | zult gepolitiseerd zijn | zult gepolitiseerd zijn | zult gepolitiseerd zijn | zal gepolitiseerd zijn | zullen gepolitiseerd zijn | zullen gepolitiseerd zijn | zullen gepolitiseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepolitiseerd zijn | zou gepolitiseerd zijn | zou/zoudt gepolitiseerd zijn | zoudt gepolitiseerd zijn | zou gepolitiseerd zijn | zouden gepolitiseerd zijn | zouden gepolitiseerd zijn | zouden gepolitiseerd zijn |