vervoeging van de bedrijvende vorm van populariseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | populariseren | te populariseren | ||||||||
toekomend | zullen populariseren | te zullen populariseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gepopulariseerd | te hebben gepopulariseerd | ||||||||
toekomend | gepopulariseerd zullen hebben | gepopulariseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
populariserend | gepopulariseerd | ev. populariseer |
mv. verouderd populariseert |
popularisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | populariseer | populariseert | populariseert | populariseert | populariseert | populariseren | populariseren | populariseren | |||
verleden (o.v.t.) | populariseerde | populariseerde | populariseerde | populariseerde | populariseerde | populariseerden | populariseerden | populariseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal populariseren | zult/zal populariseren | zult/zal populariseren | zult populariseren | zal populariseren | zullen populariseren | zullen populariseren | zullen populariseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou populariseren | zou populariseren | zou(dt) populariseren | zoudt populariseren | zou populariseren | zouden populariseren | zouden populariseren | zouden populariseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gepopulariseerd | hebt gepopulariseerd | hebt/heeft gepopulariseerd | hebt gepopulariseerd | heeft gepopulariseerd | hebben gepopulariseerd | hebben gepopulariseerd | hebben gepopulariseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gepopulariseerd | had gepopulariseerd | had gepopulariseerd | hadt gepopulariseerd | had gepopulariseerd | hadden gepopulariseerd | hadden gepopulariseerd | hadden gepopulariseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepopulariseerd hebben | zal/zult gepopulariseerd hebben | zult/zal gepopulariseerd hebben | zult gepopulariseerd hebben | zal gepopulariseerd hebben | zullen gepopulariseerd hebben | zullen gepopulariseerd hebben | zullen gepopulariseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepopulariseerd hebben | zou gepopulariseerd hebben | zou/zoudt gepopulariseerd hebben | zoudt gepopulariseerd hebben | zou gepopulariseerd hebben | zouden gepopulariseerd hebben | zouden gepopulariseerd hebben | zouden gepopulariseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gepopulariseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gepopulariseerd | er is gepopulariseerd | |||||||||
verleden | er werd gepopulariseerd | er was gepopulariseerd | |||||||||
toekomend | er zal gepopulariseerd worden | er zal gepopulariseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gepopulariseerd worden | er zou gepopulariseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gepopulariseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gepopulariseerd worden | gepopulariseerd te worden | ||||||||
toekomend | gepopulariseerd zullen worden | gepopulariseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gepopulariseerd zijn | gepopulariseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gepopulariseerd zullen zijn | gepopulariseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gepopulariseerd | wordt gepopulariseerd | wordt gepopulariseerd | wordt gepopulariseerd | wordt gepopulariseerd | worden gepopulariseerd | worden gepopulariseerd | worden gepopulariseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gepopulariseerd | werd gepopulariseerd | werd gepopulariseerd | werdt gepopulariseerd | werd gepopulariseerd | werden gepopulariseerd | werden gepopulariseerd | werden gepopulariseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gepopulariseerd worden | zult gepopulariseerd worden | zult gepopulariseerd worden | zult gepopulariseerd worden | zal gepopulariseerd worden | zullen gepopulariseerd worden | zullen gepopulariseerd worden | zullen gepopulariseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gepopulariseerd worden | zou gepopulariseerd worden | zou/zoudt gepopulariseerd worden | zoudt gepopulariseerd worden | zou gepopulariseerd worden | zouden gepopulariseerd worden | zouden gepopulariseerd worden | zouden gepopulariseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gepopulariseerd | bent gepopulariseerd | bent/is gepopulariseerd | zijt gepopulariseerd | is gepopulariseerd | zijn gepopulariseerd | zijn gepopulariseerd | zijn gepopulariseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gepopulariseerd | was gepopulariseerd | was gepopulariseerd | waart gepopulariseerd | was gepopulariseerd | waren gepopulariseerd | waren gepopulariseerd | waren gepopulariseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepopulariseerd zijn | zult gepopulariseerd zijn | zult gepopulariseerd zijn | zult gepopulariseerd zijn | zal gepopulariseerd zijn | zullen gepopulariseerd zijn | zullen gepopulariseerd zijn | zullen gepopulariseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepopulariseerd zijn | zou gepopulariseerd zijn | zou/zoudt gepopulariseerd zijn | zoudt gepopulariseerd zijn | zou gepopulariseerd zijn | zouden gepopulariseerd zijn | zouden gepopulariseerd zijn | zouden gepopulariseerd zijn |