vervoeging van de bedrijvende vorm van problematiseren
|
onbepaalde wijs
|
kort
|
lang
|
onvoltooid
|
tegenwoordig
|
problematiseren
|
te problematiseren
|
toekomend
|
zullen problematiseren
|
te zullen problematiseren
|
voltooid
|
tegenwoordig
|
hebben geproblematiseerd
|
te hebben geproblematiseerd
|
toekomend
|
geproblematiseerd zullen hebben
|
geproblematiseerd te zullen hebben
|
|
onvoltooid deelwoord |
voltooid deelwoord |
gebiedende wijs |
aanvoegende wijs
|
|
problematiserend |
geproblematiseerd |
ev. problematiseer |
mv. verouderd problematiseert |
problematisere
|
aantonende wijs |
enkelvoud |
meervoud
|
onvoltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij, ge |
hij, zij, het |
wij, we |
jullie |
zij, ze
|
tegenwoordig (o.t.t.) |
problematiseer |
problematiseert |
problematiseert |
problematiseert |
problematiseert |
problematiseren |
problematiseren |
problematiseren
|
verleden (o.v.t.) |
problematiseerde |
problematiseerde |
problematiseerde |
problematiseerde |
problematiseerde |
problematiseerden |
problematiseerden |
problematiseerden
|
toekomend (o.t.t.t.) |
zal problematiseren |
zult/zal problematiseren |
zult/zal problematiseren |
zult problematiseren |
zal problematiseren |
zullen problematiseren |
zullen problematiseren |
zullen problematiseren
|
voorwaardelijk (o.v.t.t.) |
zou problematiseren |
zou problematiseren |
zou(dt) problematiseren |
zoudt problematiseren |
zou problematiseren |
zouden problematiseren |
zouden problematiseren |
zouden problematiseren
|
voltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij |
hij, zij, het |
wij |
jullie |
zij
|
tegenwoordig (v.t.t.) |
heb geproblematiseerd |
hebt geproblematiseerd |
hebt/heeft geproblematiseerd |
hebt geproblematiseerd |
heeft geproblematiseerd |
hebben geproblematiseerd |
hebben geproblematiseerd |
hebben geproblematiseerd
|
verleden (v.v.t.) |
had geproblematiseerd |
had geproblematiseerd |
had geproblematiseerd |
hadt geproblematiseerd |
had geproblematiseerd |
hadden geproblematiseerd |
hadden geproblematiseerd |
hadden geproblematiseerd
|
toekomend (v.t.t.t.) |
zal geproblematiseerd hebben |
zal/zult geproblematiseerd hebben |
zult/zal geproblematiseerd hebben |
zult geproblematiseerd hebben |
zal geproblematiseerd hebben |
zullen geproblematiseerd hebben |
zullen geproblematiseerd hebben |
zullen geproblematiseerd hebben
|
voorwaardelijk (v.v.t.t.) |
zou geproblematiseerd hebben |
zou geproblematiseerd hebben |
zou/zoudt geproblematiseerd hebben |
zoudt geproblematiseerd hebben |
zou geproblematiseerd hebben |
zouden geproblematiseerd hebben |
zouden geproblematiseerd hebben |
zouden geproblematiseerd hebben
|
onpersoonlijke lijdende vorm geproblematiseerd worden
|
|
onvoltooid |
voltooid
|
tegenwoordig |
er wordt geproblematiseerd |
er is geproblematiseerd
|
verleden |
er werd geproblematiseerd |
er was geproblematiseerd
|
toekomend |
er zal geproblematiseerd worden |
er zal geproblematiseerd zijn
|
voorwaardelijk |
er zou geproblematiseerd worden |
er zou geproblematiseerd zijn
|
lijdende vorm geproblematiseerd worden
|
onbepaalde wijs
|
kort
|
lang
|
onvoltooid
|
tegenwoordig
|
geproblematiseerd worden
|
geproblematiseerd te worden
|
toekomend
|
geproblematiseerd zullen worden
|
geproblematiseerd te zullen worden
|
voltooid
|
tegenwoordig
|
geproblematiseerd zijn
|
geproblematiseerd te zijn
|
toekomend
|
geproblematiseerd zullen zijn
|
geproblematiseerd te zullen zijn
|
|
enkelvoud |
meervoud
|
onvoltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij |
hij, zij, het |
wij |
jullie |
zij
|
tegenwoordig (o.t.t.) |
word geproblematiseerd |
wordt geproblematiseerd |
wordt geproblematiseerd |
wordt geproblematiseerd |
wordt geproblematiseerd |
worden geproblematiseerd |
worden geproblematiseerd |
worden geproblematiseerd
|
verleden (o.v.t.) |
werd geproblematiseerd |
werd geproblematiseerd |
werd geproblematiseerd |
werdt geproblematiseerd |
werd geproblematiseerd |
werden geproblematiseerd |
werden geproblematiseerd |
werden geproblematiseerd
|
toekomend (o.t.t.t.) |
zal geproblematiseerd worden |
zult geproblematiseerd worden |
zult geproblematiseerd worden |
zult geproblematiseerd worden |
zal geproblematiseerd worden |
zullen geproblematiseerd worden |
zullen geproblematiseerd worden |
zullen geproblematiseerd worden
|
voorwaardelijk (o.v.t.t.) |
zou geproblematiseerd worden |
zou geproblematiseerd worden |
zou/zoudt geproblematiseerd worden |
zoudt geproblematiseerd worden |
zou geproblematiseerd worden |
zouden geproblematiseerd worden |
zouden geproblematiseerd worden |
zouden geproblematiseerd worden
|
voltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij |
hij, zij, het |
wij |
jullie |
zij
|
tegenwoordig (v.t.t.) |
ben geproblematiseerd |
bent geproblematiseerd |
bent/is geproblematiseerd |
zijt geproblematiseerd |
is geproblematiseerd |
zijn geproblematiseerd |
zijn geproblematiseerd |
zijn geproblematiseerd
|
verleden (v.v.t.) |
was geproblematiseerd |
was geproblematiseerd |
was geproblematiseerd |
waart geproblematiseerd |
was geproblematiseerd |
waren geproblematiseerd |
waren geproblematiseerd |
waren geproblematiseerd
|
toekomend (v.t.t.t.) |
zal geproblematiseerd zijn |
zult geproblematiseerd zijn |
zult geproblematiseerd zijn |
zult geproblematiseerd zijn |
zal geproblematiseerd zijn |
zullen geproblematiseerd zijn |
zullen geproblematiseerd zijn |
zullen geproblematiseerd zijn
|
voorwaardelijk (v.v.t.t.) |
zou geproblematiseerd zijn |
zou geproblematiseerd zijn |
zou/zoudt geproblematiseerd zijn |
zoudt geproblematiseerd zijn |
zou geproblematiseerd zijn |
zouden geproblematiseerd zijn |
zouden geproblematiseerd zijn |
zouden geproblematiseerd zijn
|