vervoeging van de bedrijvende vorm van projecteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | projecteren | te projecteren | ||||||||
toekomend | zullen projecteren | te zullen projecteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geprojecteerd | te hebben geprojecteerd | ||||||||
toekomend | geprojecteerd zullen hebben | geprojecteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
projecterend | geprojecteerd | ev. projecteer |
mv. verouderd projecteert |
projectere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | projecteer | projecteert | projecteert | projecteert | projecteert | projecteren | projecteren | projecteren | |||
verleden (o.v.t.) | projecteerde | projecteerde | projecteerde | projecteerde | projecteerde | projecteerden | projecteerden | projecteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal projecteren | zult/zal projecteren | zult/zal projecteren | zult projecteren | zal projecteren | zullen projecteren | zullen projecteren | zullen projecteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou projecteren | zou projecteren | zou(dt) projecteren | zoudt projecteren | zou projecteren | zouden projecteren | zouden projecteren | zouden projecteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geprojecteerd | hebt geprojecteerd | hebt/heeft geprojecteerd | hebt geprojecteerd | heeft geprojecteerd | hebben geprojecteerd | hebben geprojecteerd | hebben geprojecteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geprojecteerd | had geprojecteerd | had geprojecteerd | hadt geprojecteerd | had geprojecteerd | hadden geprojecteerd | hadden geprojecteerd | hadden geprojecteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geprojecteerd hebben | zal/zult geprojecteerd hebben | zult/zal geprojecteerd hebben | zult geprojecteerd hebben | zal geprojecteerd hebben | zullen geprojecteerd hebben | zullen geprojecteerd hebben | zullen geprojecteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geprojecteerd hebben | zou geprojecteerd hebben | zou/zoudt geprojecteerd hebben | zoudt geprojecteerd hebben | zou geprojecteerd hebben | zouden geprojecteerd hebben | zouden geprojecteerd hebben | zouden geprojecteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geprojecteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geprojecteerd | er is geprojecteerd | |||||||||
verleden | er werd geprojecteerd | er was geprojecteerd | |||||||||
toekomend | er zal geprojecteerd worden | er zal geprojecteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geprojecteerd worden | er zou geprojecteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geprojecteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geprojecteerd worden | geprojecteerd te worden | ||||||||
toekomend | geprojecteerd zullen worden | geprojecteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geprojecteerd zijn | geprojecteerd te zijn | ||||||||
toekomend | geprojecteerd zullen zijn | geprojecteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geprojecteerd | wordt geprojecteerd | wordt geprojecteerd | wordt geprojecteerd | wordt geprojecteerd | worden geprojecteerd | worden geprojecteerd | worden geprojecteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geprojecteerd | werd geprojecteerd | werd geprojecteerd | werdt geprojecteerd | werd geprojecteerd | werden geprojecteerd | werden geprojecteerd | werden geprojecteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geprojecteerd worden | zult geprojecteerd worden | zult geprojecteerd worden | zult geprojecteerd worden | zal geprojecteerd worden | zullen geprojecteerd worden | zullen geprojecteerd worden | zullen geprojecteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geprojecteerd worden | zou geprojecteerd worden | zou/zoudt geprojecteerd worden | zoudt geprojecteerd worden | zou geprojecteerd worden | zouden geprojecteerd worden | zouden geprojecteerd worden | zouden geprojecteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geprojecteerd | bent geprojecteerd | bent/is geprojecteerd | zijt geprojecteerd | is geprojecteerd | zijn geprojecteerd | zijn geprojecteerd | zijn geprojecteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geprojecteerd | was geprojecteerd | was geprojecteerd | waart geprojecteerd | was geprojecteerd | waren geprojecteerd | waren geprojecteerd | waren geprojecteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geprojecteerd zijn | zult geprojecteerd zijn | zult geprojecteerd zijn | zult geprojecteerd zijn | zal geprojecteerd zijn | zullen geprojecteerd zijn | zullen geprojecteerd zijn | zullen geprojecteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geprojecteerd zijn | zou geprojecteerd zijn | zou/zoudt geprojecteerd zijn | zoudt geprojecteerd zijn | zou geprojecteerd zijn | zouden geprojecteerd zijn | zouden geprojecteerd zijn | zouden geprojecteerd zijn |