vervoeging van de bedrijvende vorm van proponeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | proponeren | te proponeren | ||||||||
toekomend | zullen proponeren | te zullen proponeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geproponeerd | te hebben geproponeerd | ||||||||
toekomend | geproponeerd zullen hebben | geproponeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
proponerend | geproponeerd | ev. proponeer |
mv. verouderd proponeert |
proponere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | proponeer | proponeert | proponeert | proponeert | proponeert | proponeren | proponeren | proponeren | |||
verleden (o.v.t.) | proponeerde | proponeerde | proponeerde | proponeerde | proponeerde | proponeerden | proponeerden | proponeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal proponeren | zult/zal proponeren | zult/zal proponeren | zult proponeren | zal proponeren | zullen proponeren | zullen proponeren | zullen proponeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou proponeren | zou proponeren | zou(dt) proponeren | zoudt proponeren | zou proponeren | zouden proponeren | zouden proponeren | zouden proponeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geproponeerd | hebt geproponeerd | hebt/heeft geproponeerd | hebt geproponeerd | heeft geproponeerd | hebben geproponeerd | hebben geproponeerd | hebben geproponeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geproponeerd | had geproponeerd | had geproponeerd | hadt geproponeerd | had geproponeerd | hadden geproponeerd | hadden geproponeerd | hadden geproponeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geproponeerd hebben | zal/zult geproponeerd hebben | zult/zal geproponeerd hebben | zult geproponeerd hebben | zal geproponeerd hebben | zullen geproponeerd hebben | zullen geproponeerd hebben | zullen geproponeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geproponeerd hebben | zou geproponeerd hebben | zou/zoudt geproponeerd hebben | zoudt geproponeerd hebben | zou geproponeerd hebben | zouden geproponeerd hebben | zouden geproponeerd hebben | zouden geproponeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geproponeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geproponeerd | er is geproponeerd | |||||||||
verleden | er werd geproponeerd | er was geproponeerd | |||||||||
toekomend | er zal geproponeerd worden | er zal geproponeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geproponeerd worden | er zou geproponeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geproponeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geproponeerd worden | geproponeerd te worden | ||||||||
toekomend | geproponeerd zullen worden | geproponeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geproponeerd zijn | geproponeerd te zijn | ||||||||
toekomend | geproponeerd zullen zijn | geproponeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geproponeerd | wordt geproponeerd | wordt geproponeerd | wordt geproponeerd | wordt geproponeerd | worden geproponeerd | worden geproponeerd | worden geproponeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geproponeerd | werd geproponeerd | werd geproponeerd | werdt geproponeerd | werd geproponeerd | werden geproponeerd | werden geproponeerd | werden geproponeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geproponeerd worden | zult geproponeerd worden | zult geproponeerd worden | zult geproponeerd worden | zal geproponeerd worden | zullen geproponeerd worden | zullen geproponeerd worden | zullen geproponeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geproponeerd worden | zou geproponeerd worden | zou/zoudt geproponeerd worden | zoudt geproponeerd worden | zou geproponeerd worden | zouden geproponeerd worden | zouden geproponeerd worden | zouden geproponeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geproponeerd | bent geproponeerd | bent/is geproponeerd | zijt geproponeerd | is geproponeerd | zijn geproponeerd | zijn geproponeerd | zijn geproponeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geproponeerd | was geproponeerd | was geproponeerd | waart geproponeerd | was geproponeerd | waren geproponeerd | waren geproponeerd | waren geproponeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geproponeerd zijn | zult geproponeerd zijn | zult geproponeerd zijn | zult geproponeerd zijn | zal geproponeerd zijn | zullen geproponeerd zijn | zullen geproponeerd zijn | zullen geproponeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geproponeerd zijn | zou geproponeerd zijn | zou/zoudt geproponeerd zijn | zoudt geproponeerd zijn | zou geproponeerd zijn | zouden geproponeerd zijn | zouden geproponeerd zijn | zouden geproponeerd zijn |