vervoeging van de bedrijvende vorm van railleren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | railleren | te railleren | ||||||
toekomend | zullen railleren | te zullen railleren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gerailleerd | te hebben gerailleerd | ||||||
toekomend | gerailleerd zullen hebben | gerailleerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
raillerend | gerailleerd | ev. railleer |
mv. verouderd railleert |
raillere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | railleer | railleert | railleert | railleert | railleert | railleren | railleren | railleren | |
verleden (o.v.t.) | railleerde | railleerde | railleerde | railleerde | railleerde | railleerden | railleerden | railleerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal railleren | zult/zal railleren | zult/zal railleren | zult railleren | zal railleren | zullen railleren | zullen railleren | zullen railleren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou railleren | zou railleren | zou(dt) railleren | zoudt railleren | zou railleren | zouden railleren | zouden railleren | zouden railleren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gerailleerd | hebt gerailleerd | hebt/heeft gerailleerd | hebt gerailleerd | heeft gerailleerd | hebben gerailleerd | hebben gerailleerd | hebben gerailleerd | |
verleden (v.v.t.) | had gerailleerd | had gerailleerd | had gerailleerd | hadt gerailleerd | had gerailleerd | hadden gerailleerd | hadden gerailleerd | hadden gerailleerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gerailleerd hebben | zal/zult gerailleerd hebben | zult/zal gerailleerd hebben | zult gerailleerd hebben | zal gerailleerd hebben | zullen gerailleerd hebben | zullen gerailleerd hebben | zullen gerailleerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gerailleerd hebben | zou gerailleerd hebben | zou/zoudt gerailleerd hebben | zoudt gerailleerd hebben | zou gerailleerd hebben | zouden gerailleerd hebben | zouden gerailleerd hebben | zouden gerailleerd hebben |