rammeien/vervoeging

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord rammeien/vervoeging. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord rammeien/vervoeging, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je rammeien/vervoeging in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord rammeien/vervoeging is hier. De definitie van het woord rammeien/vervoeging zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanrammeien/vervoeging, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
vervoeging van de bedrijvende vorm van rammeien
onbepaalde wijs kort lang
onvoltooid tegenwoordig rammeien te rammeien
toekomend zullen rammeien te zullen rammeien
voltooid tegenwoordig hebben gerammeid te hebben gerammeid
toekomend gerammeid zullen hebben gerammeid te zullen hebben
onvoltooid deelwoord voltooid deelwoord gebiedende wijs aanvoegende wijs
rammeiend gerammeid ev.
rammei		 mv. verouderd
rammeit		 rammeie
aantonende wijs enkelvoud meervoud
onvoltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij, ge hij, zij, het wij, we jullie zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.) rammei rammeit rammeit rammeit rammeit rammeien rammeien rammeien
verleden (o.v.t.) rammeide rammeide rammeide rammeide rammeide rammeiden rammeiden rammeiden
toekomend (o.t.t.t.) zal rammeien zult/zal rammeien zult/zal rammeien zult rammeien zal rammeien zullen rammeien zullen rammeien zullen rammeien
voorwaardelijk (o.v.t.t.) zou rammeien zou rammeien zou(dt) rammeien zoudt rammeien zou rammeien zouden rammeien zouden rammeien zouden rammeien
voltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij hij, zij, het wij jullie zij
tegenwoordig (v.t.t.) heb gerammeid hebt gerammeid hebt/heeft gerammeid hebt gerammeid heeft gerammeid hebben gerammeid hebben gerammeid hebben gerammeid
verleden (v.v.t.) had gerammeid had gerammeid had gerammeid hadt gerammeid had gerammeid hadden gerammeid hadden gerammeid hadden gerammeid
toekomend (v.t.t.t.) zal gerammeid hebben zal/zult gerammeid hebben zult/zal gerammeid hebben zult gerammeid hebben zal gerammeid hebben zullen gerammeid hebben zullen gerammeid hebben zullen gerammeid hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.) zou gerammeid hebben zou gerammeid hebben zou/zoudt gerammeid hebben zoudt gerammeid hebben zou gerammeid hebben zouden gerammeid hebben zouden gerammeid hebben zouden gerammeid hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gerammeid worden
onvoltooid voltooid
tegenwoordig er wordt gerammeid er is gerammeid
verleden er werd gerammeid er was gerammeid
toekomend er zal gerammeid worden er zal gerammeid zijn
voorwaardelijk er zou gerammeid worden er zou gerammeid zijn


Enciclo
Wikious
Sapientia
Scientia
Boobota
Anandapedia
Sagapedia
Wikithot