redoubleren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van redoubleren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		redoubleren			te redoubleren
onvoltooid	toekomend		zullen redoubleren			te zullen redoubleren
voltooid	tegenwoordig		hebben geredoubleerd			te hebben geredoubleerd
voltooid	toekomend		geredoubleerd zullen hebben			geredoubleerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	redoublerend		geredoubleerd			ev. redoubleer	mv. verouderd redoubleert	redoublere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	redoubleer	redoubleert	redoubleert	redoubleert	redoubleert	redoubleren	redoubleren	redoubleren
verleden (o.v.t.)	redoubleerde	redoubleerde	redoubleerde	redoubleerde	redoubleerde	redoubleerden	redoubleerden	redoubleerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal redoubleren	zult/zal redoubleren	zult/zal redoubleren	zult redoubleren	zal redoubleren	zullen redoubleren	zullen redoubleren	zullen redoubleren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou redoubleren	zou redoubleren	zou(dt) redoubleren	zoudt redoubleren	zou redoubleren	zouden redoubleren	zouden redoubleren	zouden redoubleren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb geredoubleerd	hebt geredoubleerd	hebt/heeft geredoubleerd	hebt geredoubleerd	heeft geredoubleerd	hebben geredoubleerd	hebben geredoubleerd	hebben geredoubleerd
verleden (v.v.t.)	had geredoubleerd	had geredoubleerd	had geredoubleerd	hadt geredoubleerd	had geredoubleerd	hadden geredoubleerd	hadden geredoubleerd	hadden geredoubleerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal geredoubleerd hebben	zal/zult geredoubleerd hebben	zult/zal geredoubleerd hebben	zult geredoubleerd hebben	zal geredoubleerd hebben	zullen geredoubleerd hebben	zullen geredoubleerd hebben	zullen geredoubleerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geredoubleerd hebben	zou geredoubleerd hebben	zou/zoudt geredoubleerd hebben	zoudt geredoubleerd hebben	zou geredoubleerd hebben	zouden geredoubleerd hebben	zouden geredoubleerd hebben	zouden geredoubleerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm geredoubleerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt geredoubleerd				er is geredoubleerd
verleden	er werd geredoubleerd				er was geredoubleerd
toekomend	er zal geredoubleerd worden				er zal geredoubleerd zijn
voorwaardelijk	er zou geredoubleerd worden				er zou geredoubleerd zijn

redoubleren/vervoeging

Enciclo

Wikious

Sapientia

Scientia

Boobota

Anandapedia

Sagapedia

Wikithot