vervoeging van de bedrijvende vorm van rekwireren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | rekwireren | te rekwireren | ||||||||
toekomend | zullen rekwireren | te zullen rekwireren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gerekwireerd | te hebben gerekwireerd | ||||||||
toekomend | gerekwireerd zullen hebben | gerekwireerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
rekwirerend | gerekwireerd | ev. rekwireer |
mv. verouderd rekwireert |
rekwirere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | rekwireer | rekwireert | rekwireert | rekwireert | rekwireert | rekwireren | rekwireren | rekwireren | |||
verleden (o.v.t.) | rekwireerde | rekwireerde | rekwireerde | rekwireerde | rekwireerde | rekwireerden | rekwireerden | rekwireerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal rekwireren | zult/zal rekwireren | zult/zal rekwireren | zult rekwireren | zal rekwireren | zullen rekwireren | zullen rekwireren | zullen rekwireren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou rekwireren | zou rekwireren | zou(dt) rekwireren | zoudt rekwireren | zou rekwireren | zouden rekwireren | zouden rekwireren | zouden rekwireren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gerekwireerd | hebt gerekwireerd | hebt/heeft gerekwireerd | hebt gerekwireerd | heeft gerekwireerd | hebben gerekwireerd | hebben gerekwireerd | hebben gerekwireerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gerekwireerd | had gerekwireerd | had gerekwireerd | hadt gerekwireerd | had gerekwireerd | hadden gerekwireerd | hadden gerekwireerd | hadden gerekwireerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gerekwireerd hebben | zal/zult gerekwireerd hebben | zult/zal gerekwireerd hebben | zult gerekwireerd hebben | zal gerekwireerd hebben | zullen gerekwireerd hebben | zullen gerekwireerd hebben | zullen gerekwireerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gerekwireerd hebben | zou gerekwireerd hebben | zou/zoudt gerekwireerd hebben | zoudt gerekwireerd hebben | zou gerekwireerd hebben | zouden gerekwireerd hebben | zouden gerekwireerd hebben | zouden gerekwireerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gerekwireerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gerekwireerd | er is gerekwireerd | |||||||||
verleden | er werd gerekwireerd | er was gerekwireerd | |||||||||
toekomend | er zal gerekwireerd worden | er zal gerekwireerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gerekwireerd worden | er zou gerekwireerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gerekwireerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gerekwireerd worden | gerekwireerd te worden | ||||||||
toekomend | gerekwireerd zullen worden | gerekwireerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gerekwireerd zijn | gerekwireerd te zijn | ||||||||
toekomend | gerekwireerd zullen zijn | gerekwireerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gerekwireerd | wordt gerekwireerd | wordt gerekwireerd | wordt gerekwireerd | wordt gerekwireerd | worden gerekwireerd | worden gerekwireerd | worden gerekwireerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gerekwireerd | werd gerekwireerd | werd gerekwireerd | werdt gerekwireerd | werd gerekwireerd | werden gerekwireerd | werden gerekwireerd | werden gerekwireerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gerekwireerd worden | zult gerekwireerd worden | zult gerekwireerd worden | zult gerekwireerd worden | zal gerekwireerd worden | zullen gerekwireerd worden | zullen gerekwireerd worden | zullen gerekwireerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gerekwireerd worden | zou gerekwireerd worden | zou/zoudt gerekwireerd worden | zoudt gerekwireerd worden | zou gerekwireerd worden | zouden gerekwireerd worden | zouden gerekwireerd worden | zouden gerekwireerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gerekwireerd | bent gerekwireerd | bent/is gerekwireerd | zijt gerekwireerd | is gerekwireerd | zijn gerekwireerd | zijn gerekwireerd | zijn gerekwireerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gerekwireerd | was gerekwireerd | was gerekwireerd | waart gerekwireerd | was gerekwireerd | waren gerekwireerd | waren gerekwireerd | waren gerekwireerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gerekwireerd zijn | zult gerekwireerd zijn | zult gerekwireerd zijn | zult gerekwireerd zijn | zal gerekwireerd zijn | zullen gerekwireerd zijn | zullen gerekwireerd zijn | zullen gerekwireerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gerekwireerd zijn | zou gerekwireerd zijn | zou/zoudt gerekwireerd zijn | zoudt gerekwireerd zijn | zou gerekwireerd zijn | zouden gerekwireerd zijn | zouden gerekwireerd zijn | zouden gerekwireerd zijn |