vervoeging van de bedrijvende vorm van remediëren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | remediëren | te remediëren | ||||||||
toekomend | zullen remediëren | te zullen remediëren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geremedieerd | te hebben geremedieerd | ||||||||
toekomend | geremedieerd zullen hebben | geremedieerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
remediërend | geremedieerd | ev. remedieer |
mv. verouderd remedieert |
remediëre | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | remedieer | remedieert | remedieert | remedieert | remedieert | remediëren | remediëren | remediëren | |||
verleden (o.v.t.) | remedieerde | remedieerde | remedieerde | remedieerde | remedieerde | remedieerden | remedieerden | remedieerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal remediëren | zult/zal remediëren | zult/zal remediëren | zult remediëren | zal remediëren | zullen remediëren | zullen remediëren | zullen remediëren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou remediëren | zou remediëren | zou(dt) remediëren | zoudt remediëren | zou remediëren | zouden remediëren | zouden remediëren | zouden remediëren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geremedieerd | hebt geremedieerd | hebt/heeft geremedieerd | hebt geremedieerd | heeft geremedieerd | hebben geremedieerd | hebben geremedieerd | hebben geremedieerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geremedieerd | had geremedieerd | had geremedieerd | hadt geremedieerd | had geremedieerd | hadden geremedieerd | hadden geremedieerd | hadden geremedieerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geremedieerd hebben | zal/zult geremedieerd hebben | zult/zal geremedieerd hebben | zult geremedieerd hebben | zal geremedieerd hebben | zullen geremedieerd hebben | zullen geremedieerd hebben | zullen geremedieerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geremedieerd hebben | zou geremedieerd hebben | zou/zoudt geremedieerd hebben | zoudt geremedieerd hebben | zou geremedieerd hebben | zouden geremedieerd hebben | zouden geremedieerd hebben | zouden geremedieerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geremedieerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geremedieerd | er is geremedieerd | |||||||||
verleden | er werd geremedieerd | er was geremedieerd | |||||||||
toekomend | er zal geremedieerd worden | er zal geremedieerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geremedieerd worden | er zou geremedieerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geremedieerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geremedieerd worden | geremedieerd te worden | ||||||||
toekomend | geremedieerd zullen worden | geremedieerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geremedieerd zijn | geremedieerd te zijn | ||||||||
toekomend | geremedieerd zullen zijn | geremedieerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geremedieerd | wordt geremedieerd | wordt geremedieerd | wordt geremedieerd | wordt geremedieerd | worden geremedieerd | worden geremedieerd | worden geremedieerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geremedieerd | werd geremedieerd | werd geremedieerd | werdt geremedieerd | werd geremedieerd | werden geremedieerd | werden geremedieerd | werden geremedieerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geremedieerd worden | zult geremedieerd worden | zult geremedieerd worden | zult geremedieerd worden | zal geremedieerd worden | zullen geremedieerd worden | zullen geremedieerd worden | zullen geremedieerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geremedieerd worden | zou geremedieerd worden | zou/zoudt geremedieerd worden | zoudt geremedieerd worden | zou geremedieerd worden | zouden geremedieerd worden | zouden geremedieerd worden | zouden geremedieerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geremedieerd | bent geremedieerd | bent/is geremedieerd | zijt geremedieerd | is geremedieerd | zijn geremedieerd | zijn geremedieerd | zijn geremedieerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geremedieerd | was geremedieerd | was geremedieerd | waart geremedieerd | was geremedieerd | waren geremedieerd | waren geremedieerd | waren geremedieerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geremedieerd zijn | zult geremedieerd zijn | zult geremedieerd zijn | zult geremedieerd zijn | zal geremedieerd zijn | zullen geremedieerd zijn | zullen geremedieerd zijn | zullen geremedieerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geremedieerd zijn | zou geremedieerd zijn | zou/zoudt geremedieerd zijn | zoudt geremedieerd zijn | zou geremedieerd zijn | zouden geremedieerd zijn | zouden geremedieerd zijn | zouden geremedieerd zijn |