vervoeging van de bedrijvende vorm van remplaceren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | remplaceren | te remplaceren | ||||||||
toekomend | zullen remplaceren | te zullen remplaceren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geremplaceerd | te hebben geremplaceerd | ||||||||
toekomend | geremplaceerd zullen hebben | geremplaceerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
remplacerend | geremplaceerd | ev. remplaceer |
mv. verouderd remplaceert |
remplacere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | remplaceer | remplaceert | remplaceert | remplaceert | remplaceert | remplaceren | remplaceren | remplaceren | |||
verleden (o.v.t.) | remplaceerde | remplaceerde | remplaceerde | remplaceerde | remplaceerde | remplaceerden | remplaceerden | remplaceerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal remplaceren | zult/zal remplaceren | zult/zal remplaceren | zult remplaceren | zal remplaceren | zullen remplaceren | zullen remplaceren | zullen remplaceren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou remplaceren | zou remplaceren | zou(dt) remplaceren | zoudt remplaceren | zou remplaceren | zouden remplaceren | zouden remplaceren | zouden remplaceren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geremplaceerd | hebt geremplaceerd | hebt/heeft geremplaceerd | hebt geremplaceerd | heeft geremplaceerd | hebben geremplaceerd | hebben geremplaceerd | hebben geremplaceerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geremplaceerd | had geremplaceerd | had geremplaceerd | hadt geremplaceerd | had geremplaceerd | hadden geremplaceerd | hadden geremplaceerd | hadden geremplaceerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geremplaceerd hebben | zal/zult geremplaceerd hebben | zult/zal geremplaceerd hebben | zult geremplaceerd hebben | zal geremplaceerd hebben | zullen geremplaceerd hebben | zullen geremplaceerd hebben | zullen geremplaceerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geremplaceerd hebben | zou geremplaceerd hebben | zou/zoudt geremplaceerd hebben | zoudt geremplaceerd hebben | zou geremplaceerd hebben | zouden geremplaceerd hebben | zouden geremplaceerd hebben | zouden geremplaceerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geremplaceerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geremplaceerd | er is geremplaceerd | |||||||||
verleden | er werd geremplaceerd | er was geremplaceerd | |||||||||
toekomend | er zal geremplaceerd worden | er zal geremplaceerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geremplaceerd worden | er zou geremplaceerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geremplaceerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geremplaceerd worden | geremplaceerd te worden | ||||||||
toekomend | geremplaceerd zullen worden | geremplaceerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geremplaceerd zijn | geremplaceerd te zijn | ||||||||
toekomend | geremplaceerd zullen zijn | geremplaceerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geremplaceerd | wordt geremplaceerd | wordt geremplaceerd | wordt geremplaceerd | wordt geremplaceerd | worden geremplaceerd | worden geremplaceerd | worden geremplaceerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geremplaceerd | werd geremplaceerd | werd geremplaceerd | werdt geremplaceerd | werd geremplaceerd | werden geremplaceerd | werden geremplaceerd | werden geremplaceerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geremplaceerd worden | zult geremplaceerd worden | zult geremplaceerd worden | zult geremplaceerd worden | zal geremplaceerd worden | zullen geremplaceerd worden | zullen geremplaceerd worden | zullen geremplaceerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geremplaceerd worden | zou geremplaceerd worden | zou/zoudt geremplaceerd worden | zoudt geremplaceerd worden | zou geremplaceerd worden | zouden geremplaceerd worden | zouden geremplaceerd worden | zouden geremplaceerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geremplaceerd | bent geremplaceerd | bent/is geremplaceerd | zijt geremplaceerd | is geremplaceerd | zijn geremplaceerd | zijn geremplaceerd | zijn geremplaceerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geremplaceerd | was geremplaceerd | was geremplaceerd | waart geremplaceerd | was geremplaceerd | waren geremplaceerd | waren geremplaceerd | waren geremplaceerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geremplaceerd zijn | zult geremplaceerd zijn | zult geremplaceerd zijn | zult geremplaceerd zijn | zal geremplaceerd zijn | zullen geremplaceerd zijn | zullen geremplaceerd zijn | zullen geremplaceerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geremplaceerd zijn | zou geremplaceerd zijn | zou/zoudt geremplaceerd zijn | zoudt geremplaceerd zijn | zou geremplaceerd zijn | zouden geremplaceerd zijn | zouden geremplaceerd zijn | zouden geremplaceerd zijn |