romaniseren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van romaniseren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		romaniseren			te romaniseren
onvoltooid	toekomend		zullen romaniseren			te zullen romaniseren
voltooid	tegenwoordig		hebben geromaniseerd			te hebben geromaniseerd
voltooid	toekomend		geromaniseerd zullen hebben			geromaniseerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	romaniserend		geromaniseerd			ev. romaniseer	mv. verouderd romaniseert	romanisere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	romaniseer	romaniseert	romaniseert	romaniseert	romaniseert	romaniseren	romaniseren	romaniseren
verleden (o.v.t.)	romaniseerde	romaniseerde	romaniseerde	romaniseerde	romaniseerde	romaniseerden	romaniseerden	romaniseerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal romaniseren	zult/zal romaniseren	zult/zal romaniseren	zult romaniseren	zal romaniseren	zullen romaniseren	zullen romaniseren	zullen romaniseren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou romaniseren	zou romaniseren	zou(dt) romaniseren	zoudt romaniseren	zou romaniseren	zouden romaniseren	zouden romaniseren	zouden romaniseren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb geromaniseerd	hebt geromaniseerd	hebt/heeft geromaniseerd	hebt geromaniseerd	heeft geromaniseerd	hebben geromaniseerd	hebben geromaniseerd	hebben geromaniseerd
verleden (v.v.t.)	had geromaniseerd	had geromaniseerd	had geromaniseerd	hadt geromaniseerd	had geromaniseerd	hadden geromaniseerd	hadden geromaniseerd	hadden geromaniseerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal geromaniseerd hebben	zal/zult geromaniseerd hebben	zult/zal geromaniseerd hebben	zult geromaniseerd hebben	zal geromaniseerd hebben	zullen geromaniseerd hebben	zullen geromaniseerd hebben	zullen geromaniseerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geromaniseerd hebben	zou geromaniseerd hebben	zou/zoudt geromaniseerd hebben	zoudt geromaniseerd hebben	zou geromaniseerd hebben	zouden geromaniseerd hebben	zouden geromaniseerd hebben	zouden geromaniseerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm geromaniseerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt geromaniseerd				er is geromaniseerd
verleden	er werd geromaniseerd				er was geromaniseerd
toekomend	er zal geromaniseerd worden				er zal geromaniseerd zijn
voorwaardelijk	er zou geromaniseerd worden				er zou geromaniseerd zijn
lijdende vorm geromaniseerd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		geromaniseerd worden			geromaniseerd te worden
onvoltooid	toekomend		geromaniseerd zullen worden			geromaniseerd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		geromaniseerd zijn			geromaniseerd te zijn
voltooid	toekomend		geromaniseerd zullen zijn			geromaniseerd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word geromaniseerd	wordt geromaniseerd	wordt geromaniseerd	wordt geromaniseerd	wordt geromaniseerd	worden geromaniseerd	worden geromaniseerd	worden geromaniseerd
verleden (o.v.t.)	werd geromaniseerd	werd geromaniseerd	werd geromaniseerd	werdt geromaniseerd	werd geromaniseerd	werden geromaniseerd	werden geromaniseerd	werden geromaniseerd
toekomend (o.t.t.t.)	zal geromaniseerd worden	zult geromaniseerd worden	zult geromaniseerd worden	zult geromaniseerd worden	zal geromaniseerd worden	zullen geromaniseerd worden	zullen geromaniseerd worden	zullen geromaniseerd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou geromaniseerd worden	zou geromaniseerd worden	zou/zoudt geromaniseerd worden	zoudt geromaniseerd worden	zou geromaniseerd worden	zouden geromaniseerd worden	zouden geromaniseerd worden	zouden geromaniseerd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben geromaniseerd	bent geromaniseerd	bent/is geromaniseerd	zijt geromaniseerd	is geromaniseerd	zijn geromaniseerd	zijn geromaniseerd	zijn geromaniseerd
verleden (v.v.t.)	was geromaniseerd	was geromaniseerd	was geromaniseerd	waart geromaniseerd	was geromaniseerd	waren geromaniseerd	waren geromaniseerd	waren geromaniseerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal geromaniseerd zijn	zult geromaniseerd zijn	zult geromaniseerd zijn	zult geromaniseerd zijn	zal geromaniseerd zijn	zullen geromaniseerd zijn	zullen geromaniseerd zijn	zullen geromaniseerd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geromaniseerd zijn	zou geromaniseerd zijn	zou/zoudt geromaniseerd zijn	zoudt geromaniseerd zijn	zou geromaniseerd zijn	zouden geromaniseerd zijn	zouden geromaniseerd zijn	zouden geromaniseerd zijn

romaniseren/vervoeging

Enciclo

Wikious

Sapientia

Scientia

Boobota

Anandapedia

Sagapedia

Wikithot