vervoeging van de bedrijvende vorm van romen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | romen | te romen | ||||||||
toekomend | zullen romen | te zullen romen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geroomd | te hebben geroomd | ||||||||
toekomend | geroomd zullen hebben | geroomd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
romend | geroomd | ev. room |
mv. verouderd roomt |
rome | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | room | roomt | roomt | roomt | roomt | romen | romen | romen | |||
verleden (o.v.t.) | roomde | roomde | roomde | roomde | roomde | roomden | roomden | roomden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal romen | zult/zal romen | zult/zal romen | zult romen | zal romen | zullen romen | zullen romen | zullen romen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou romen | zou romen | zou(dt) romen | zoudt romen | zou romen | zouden romen | zouden romen | zouden romen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geroomd | hebt geroomd | hebt/heeft geroomd | hebt geroomd | heeft geroomd | hebben geroomd | hebben geroomd | hebben geroomd | |||
verleden (v.v.t.) | had geroomd | had geroomd | had geroomd | hadt geroomd | had geroomd | hadden geroomd | hadden geroomd | hadden geroomd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geroomd hebben | zal/zult geroomd hebben | zult/zal geroomd hebben | zult geroomd hebben | zal geroomd hebben | zullen geroomd hebben | zullen geroomd hebben | zullen geroomd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geroomd hebben | zou geroomd hebben | zou/zoudt geroomd hebben | zoudt geroomd hebben | zou geroomd hebben | zouden geroomd hebben | zouden geroomd hebben | zouden geroomd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geroomd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geroomd | er is geroomd | |||||||||
verleden | er werd geroomd | er was geroomd | |||||||||
toekomend | er zal geroomd worden | er zal geroomd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geroomd worden | er zou geroomd zijn | |||||||||
lijdende vorm geroomd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geroomd worden | geroomd te worden | ||||||||
toekomend | geroomd zullen worden | geroomd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geroomd zijn | geroomd te zijn | ||||||||
toekomend | geroomd zullen zijn | geroomd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geroomd | wordt geroomd | wordt geroomd | wordt geroomd | wordt geroomd | worden geroomd | worden geroomd | worden geroomd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geroomd | werd geroomd | werd geroomd | werdt geroomd | werd geroomd | werden geroomd | werden geroomd | werden geroomd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geroomd worden | zult geroomd worden | zult geroomd worden | zult geroomd worden | zal geroomd worden | zullen geroomd worden | zullen geroomd worden | zullen geroomd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geroomd worden | zou geroomd worden | zou/zoudt geroomd worden | zoudt geroomd worden | zou geroomd worden | zouden geroomd worden | zouden geroomd worden | zouden geroomd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geroomd | bent geroomd | bent/is geroomd | zijt geroomd | is geroomd | zijn geroomd | zijn geroomd | zijn geroomd | |||
verleden (v.v.t.) | was geroomd | was geroomd | was geroomd | waart geroomd | was geroomd | waren geroomd | waren geroomd | waren geroomd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geroomd zijn | zult geroomd zijn | zult geroomd zijn | zult geroomd zijn | zal geroomd zijn | zullen geroomd zijn | zullen geroomd zijn | zullen geroomd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geroomd zijn | zou geroomd zijn | zou/zoudt geroomd zijn | zoudt geroomd zijn | zou geroomd zijn | zouden geroomd zijn | zouden geroomd zijn | zouden geroomd zijn |