vervoeging van de bedrijvende vorm van routeren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | routeren | te routeren | ||||||
toekomend | zullen routeren | te zullen routeren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gerouteerd | te hebben gerouteerd | ||||||
toekomend | gerouteerd zullen hebben | gerouteerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
routerend | gerouteerd | ev. routeer |
mv. verouderd routeert |
routere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | routeer | routeert | routeert | routeert | routeert | routeren | routeren | routeren | |
verleden (o.v.t.) | routeerde | routeerde | routeerde | routeerde | routeerde | routeerden | routeerden | routeerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal routeren | zult/zal routeren | zult/zal routeren | zult routeren | zal routeren | zullen routeren | zullen routeren | zullen routeren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou routeren | zou routeren | zou(dt) routeren | zoudt routeren | zou routeren | zouden routeren | zouden routeren | zouden routeren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gerouteerd | hebt gerouteerd | hebt/heeft gerouteerd | hebt gerouteerd | heeft gerouteerd | hebben gerouteerd | hebben gerouteerd | hebben gerouteerd | |
verleden (v.v.t.) | had gerouteerd | had gerouteerd | had gerouteerd | hadt gerouteerd | had gerouteerd | hadden gerouteerd | hadden gerouteerd | hadden gerouteerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gerouteerd hebben | zal/zult gerouteerd hebben | zult/zal gerouteerd hebben | zult gerouteerd hebben | zal gerouteerd hebben | zullen gerouteerd hebben | zullen gerouteerd hebben | zullen gerouteerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gerouteerd hebben | zou gerouteerd hebben | zou/zoudt gerouteerd hebben | zoudt gerouteerd hebben | zou gerouteerd hebben | zouden gerouteerd hebben | zouden gerouteerd hebben | zouden gerouteerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gerouteerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gerouteerd | er is gerouteerd | |||||||
verleden | er werd gerouteerd | er was gerouteerd | |||||||
toekomend | er zal gerouteerd worden | er zal gerouteerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gerouteerd worden | er zou gerouteerd zijn |