vervoeging van de bedrijvende vorm van scanderen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | scanderen | te scanderen | ||||||||
toekomend | zullen scanderen | te zullen scanderen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gescandeerd | te hebben gescandeerd | ||||||||
toekomend | gescandeerd zullen hebben | gescandeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
scanderend | gescandeerd | ev. scandeer |
mv. verouderd scandeert |
scandere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | scandeer | scandeert | scandeert | scandeert | scandeert | scanderen | scanderen | scanderen | |||
verleden (o.v.t.) | scandeerde | scandeerde | scandeerde | scandeerde | scandeerde | scandeerden | scandeerden | scandeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal scanderen | zult/zal scanderen | zult/zal scanderen | zult scanderen | zal scanderen | zullen scanderen | zullen scanderen | zullen scanderen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou scanderen | zou scanderen | zou(dt) scanderen | zoudt scanderen | zou scanderen | zouden scanderen | zouden scanderen | zouden scanderen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gescandeerd | hebt gescandeerd | hebt/heeft gescandeerd | hebt gescandeerd | heeft gescandeerd | hebben gescandeerd | hebben gescandeerd | hebben gescandeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gescandeerd | had gescandeerd | had gescandeerd | hadt gescandeerd | had gescandeerd | hadden gescandeerd | hadden gescandeerd | hadden gescandeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gescandeerd hebben | zal/zult gescandeerd hebben | zult/zal gescandeerd hebben | zult gescandeerd hebben | zal gescandeerd hebben | zullen gescandeerd hebben | zullen gescandeerd hebben | zullen gescandeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gescandeerd hebben | zou gescandeerd hebben | zou/zoudt gescandeerd hebben | zoudt gescandeerd hebben | zou gescandeerd hebben | zouden gescandeerd hebben | zouden gescandeerd hebben | zouden gescandeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gescandeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gescandeerd | er is gescandeerd | |||||||||
verleden | er werd gescandeerd | er was gescandeerd | |||||||||
toekomend | er zal gescandeerd worden | er zal gescandeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gescandeerd worden | er zou gescandeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gescandeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gescandeerd worden | gescandeerd te worden | ||||||||
toekomend | gescandeerd zullen worden | gescandeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gescandeerd zijn | gescandeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gescandeerd zullen zijn | gescandeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gescandeerd | wordt gescandeerd | wordt gescandeerd | wordt gescandeerd | wordt gescandeerd | worden gescandeerd | worden gescandeerd | worden gescandeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gescandeerd | werd gescandeerd | werd gescandeerd | werdt gescandeerd | werd gescandeerd | werden gescandeerd | werden gescandeerd | werden gescandeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gescandeerd worden | zult gescandeerd worden | zult gescandeerd worden | zult gescandeerd worden | zal gescandeerd worden | zullen gescandeerd worden | zullen gescandeerd worden | zullen gescandeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gescandeerd worden | zou gescandeerd worden | zou/zoudt gescandeerd worden | zoudt gescandeerd worden | zou gescandeerd worden | zouden gescandeerd worden | zouden gescandeerd worden | zouden gescandeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gescandeerd | bent gescandeerd | bent/is gescandeerd | zijt gescandeerd | is gescandeerd | zijn gescandeerd | zijn gescandeerd | zijn gescandeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gescandeerd | was gescandeerd | was gescandeerd | waart gescandeerd | was gescandeerd | waren gescandeerd | waren gescandeerd | waren gescandeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gescandeerd zijn | zult gescandeerd zijn | zult gescandeerd zijn | zult gescandeerd zijn | zal gescandeerd zijn | zullen gescandeerd zijn | zullen gescandeerd zijn | zullen gescandeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gescandeerd zijn | zou gescandeerd zijn | zou/zoudt gescandeerd zijn | zoudt gescandeerd zijn | zou gescandeerd zijn | zouden gescandeerd zijn | zouden gescandeerd zijn | zouden gescandeerd zijn |