vervoeging van de bedrijvende vorm van schematiseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | schematiseren | te schematiseren | ||||||||
toekomend | zullen schematiseren | te zullen schematiseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geschematiseerd | te hebben geschematiseerd | ||||||||
toekomend | geschematiseerd zullen hebben | geschematiseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
schematiserend | geschematiseerd | ev. schematiseer |
mv. verouderd schematiseert |
schematisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | schematiseer | schematiseert | schematiseert | schematiseert | schematiseert | schematiseren | schematiseren | schematiseren | |||
verleden (o.v.t.) | schematiseerde | schematiseerde | schematiseerde | schematiseerde | schematiseerde | schematiseerden | schematiseerden | schematiseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal schematiseren | zult/zal schematiseren | zult/zal schematiseren | zult schematiseren | zal schematiseren | zullen schematiseren | zullen schematiseren | zullen schematiseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou schematiseren | zou schematiseren | zou(dt) schematiseren | zoudt schematiseren | zou schematiseren | zouden schematiseren | zouden schematiseren | zouden schematiseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geschematiseerd | hebt geschematiseerd | hebt/heeft geschematiseerd | hebt geschematiseerd | heeft geschematiseerd | hebben geschematiseerd | hebben geschematiseerd | hebben geschematiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geschematiseerd | had geschematiseerd | had geschematiseerd | hadt geschematiseerd | had geschematiseerd | hadden geschematiseerd | hadden geschematiseerd | hadden geschematiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geschematiseerd hebben | zal/zult geschematiseerd hebben | zult/zal geschematiseerd hebben | zult geschematiseerd hebben | zal geschematiseerd hebben | zullen geschematiseerd hebben | zullen geschematiseerd hebben | zullen geschematiseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geschematiseerd hebben | zou geschematiseerd hebben | zou/zoudt geschematiseerd hebben | zoudt geschematiseerd hebben | zou geschematiseerd hebben | zouden geschematiseerd hebben | zouden geschematiseerd hebben | zouden geschematiseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geschematiseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geschematiseerd | er is geschematiseerd | |||||||||
verleden | er werd geschematiseerd | er was geschematiseerd | |||||||||
toekomend | er zal geschematiseerd worden | er zal geschematiseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geschematiseerd worden | er zou geschematiseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geschematiseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geschematiseerd worden | geschematiseerd te worden | ||||||||
toekomend | geschematiseerd zullen worden | geschematiseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geschematiseerd zijn | geschematiseerd te zijn | ||||||||
toekomend | geschematiseerd zullen zijn | geschematiseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geschematiseerd | wordt geschematiseerd | wordt geschematiseerd | wordt geschematiseerd | wordt geschematiseerd | worden geschematiseerd | worden geschematiseerd | worden geschematiseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geschematiseerd | werd geschematiseerd | werd geschematiseerd | werdt geschematiseerd | werd geschematiseerd | werden geschematiseerd | werden geschematiseerd | werden geschematiseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geschematiseerd worden | zult geschematiseerd worden | zult geschematiseerd worden | zult geschematiseerd worden | zal geschematiseerd worden | zullen geschematiseerd worden | zullen geschematiseerd worden | zullen geschematiseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geschematiseerd worden | zou geschematiseerd worden | zou/zoudt geschematiseerd worden | zoudt geschematiseerd worden | zou geschematiseerd worden | zouden geschematiseerd worden | zouden geschematiseerd worden | zouden geschematiseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geschematiseerd | bent geschematiseerd | bent/is geschematiseerd | zijt geschematiseerd | is geschematiseerd | zijn geschematiseerd | zijn geschematiseerd | zijn geschematiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geschematiseerd | was geschematiseerd | was geschematiseerd | waart geschematiseerd | was geschematiseerd | waren geschematiseerd | waren geschematiseerd | waren geschematiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geschematiseerd zijn | zult geschematiseerd zijn | zult geschematiseerd zijn | zult geschematiseerd zijn | zal geschematiseerd zijn | zullen geschematiseerd zijn | zullen geschematiseerd zijn | zullen geschematiseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geschematiseerd zijn | zou geschematiseerd zijn | zou/zoudt geschematiseerd zijn | zoudt geschematiseerd zijn | zou geschematiseerd zijn | zouden geschematiseerd zijn | zouden geschematiseerd zijn | zouden geschematiseerd zijn |