vervoeging van de bedrijvende vorm van solidariseren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | solidariseren | te solidariseren | ||||||
toekomend | zullen solidariseren | te zullen solidariseren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gesolidariseerd | te hebben gesolidariseerd | ||||||
toekomend | gesolidariseerd zullen hebben | gesolidariseerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
solidariserend | gesolidariseerd | ev. solidariseer |
mv. verouderd solidariseert |
solidarisere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | solidariseer | solidariseert | solidariseert | solidariseert | solidariseert | solidariseren | solidariseren | solidariseren | |
verleden (o.v.t.) | solidariseerde | solidariseerde | solidariseerde | solidariseerde | solidariseerde | solidariseerden | solidariseerden | solidariseerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal solidariseren | zult/zal solidariseren | zult/zal solidariseren | zult solidariseren | zal solidariseren | zullen solidariseren | zullen solidariseren | zullen solidariseren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou solidariseren | zou solidariseren | zou(dt) solidariseren | zoudt solidariseren | zou solidariseren | zouden solidariseren | zouden solidariseren | zouden solidariseren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gesolidariseerd | hebt gesolidariseerd | hebt/heeft gesolidariseerd | hebt gesolidariseerd | heeft gesolidariseerd | hebben gesolidariseerd | hebben gesolidariseerd | hebben gesolidariseerd | |
verleden (v.v.t.) | had gesolidariseerd | had gesolidariseerd | had gesolidariseerd | hadt gesolidariseerd | had gesolidariseerd | hadden gesolidariseerd | hadden gesolidariseerd | hadden gesolidariseerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gesolidariseerd hebben | zal/zult gesolidariseerd hebben | zult/zal gesolidariseerd hebben | zult gesolidariseerd hebben | zal gesolidariseerd hebben | zullen gesolidariseerd hebben | zullen gesolidariseerd hebben | zullen gesolidariseerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gesolidariseerd hebben | zou gesolidariseerd hebben | zou/zoudt gesolidariseerd hebben | zoudt gesolidariseerd hebben | zou gesolidariseerd hebben | zouden gesolidariseerd hebben | zouden gesolidariseerd hebben | zouden gesolidariseerd hebben |