vervoeging van de bedrijvende vorm van stalen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | stalen | te stalen | ||||||||
toekomend | zullen stalen | te zullen stalen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gestaald | te hebben gestaald | ||||||||
toekomend | gestaald zullen hebben | gestaald te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
stalend | gestaald | ev. staal |
mv. verouderd staalt |
stale | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | staal | staalt | staalt | staalt | staalt | stalen | stalen | stalen | |||
verleden (o.v.t.) | staalde | staalde | staalde | staalde | staalde | staalden | staalden | staalden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal stalen | zult/zal stalen | zult/zal stalen | zult stalen | zal stalen | zullen stalen | zullen stalen | zullen stalen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou stalen | zou stalen | zou(dt) stalen | zoudt stalen | zou stalen | zouden stalen | zouden stalen | zouden stalen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gestaald | hebt gestaald | hebt/heeft gestaald | hebt gestaald | heeft gestaald | hebben gestaald | hebben gestaald | hebben gestaald | |||
verleden (v.v.t.) | had gestaald | had gestaald | had gestaald | hadt gestaald | had gestaald | hadden gestaald | hadden gestaald | hadden gestaald | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gestaald hebben | zal/zult gestaald hebben | zult/zal gestaald hebben | zult gestaald hebben | zal gestaald hebben | zullen gestaald hebben | zullen gestaald hebben | zullen gestaald hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gestaald hebben | zou gestaald hebben | zou/zoudt gestaald hebben | zoudt gestaald hebben | zou gestaald hebben | zouden gestaald hebben | zouden gestaald hebben | zouden gestaald hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gestaald worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gestaald | er is gestaald | |||||||||
verleden | er werd gestaald | er was gestaald | |||||||||
toekomend | er zal gestaald worden | er zal gestaald zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gestaald worden | er zou gestaald zijn | |||||||||
lijdende vorm gestaald worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gestaald worden | gestaald te worden | ||||||||
toekomend | gestaald zullen worden | gestaald te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gestaald zijn | gestaald te zijn | ||||||||
toekomend | gestaald zullen zijn | gestaald te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gestaald | wordt gestaald | wordt gestaald | wordt gestaald | wordt gestaald | worden gestaald | worden gestaald | worden gestaald | |||
verleden (o.v.t.) | werd gestaald | werd gestaald | werd gestaald | werdt gestaald | werd gestaald | werden gestaald | werden gestaald | werden gestaald | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gestaald worden | zult gestaald worden | zult gestaald worden | zult gestaald worden | zal gestaald worden | zullen gestaald worden | zullen gestaald worden | zullen gestaald worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gestaald worden | zou gestaald worden | zou/zoudt gestaald worden | zoudt gestaald worden | zou gestaald worden | zouden gestaald worden | zouden gestaald worden | zouden gestaald worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gestaald | bent gestaald | bent/is gestaald | zijt gestaald | is gestaald | zijn gestaald | zijn gestaald | zijn gestaald | |||
verleden (v.v.t.) | was gestaald | was gestaald | was gestaald | waart gestaald | was gestaald | waren gestaald | waren gestaald | waren gestaald | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gestaald zijn | zult gestaald zijn | zult gestaald zijn | zult gestaald zijn | zal gestaald zijn | zullen gestaald zijn | zullen gestaald zijn | zullen gestaald zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gestaald zijn | zou gestaald zijn | zou/zoudt gestaald zijn | zoudt gestaald zijn | zou gestaald zijn | zouden gestaald zijn | zouden gestaald zijn | zouden gestaald zijn |