vervoeging van de bedrijvende vorm van stenigen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | stenigen | te stenigen | ||||||||
toekomend | zullen stenigen | te zullen stenigen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gestenigd | te hebben gestenigd | ||||||||
toekomend | gestenigd zullen hebben | gestenigd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
stenigend | gestenigd | ev. stenig |
mv. verouderd stenigt |
stenige | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | stenig | stenigt | stenigt | stenigt | stenigt | stenigen | stenigen | stenigen | |||
verleden (o.v.t.) | stenigde | stenigde | stenigde | stenigde | stenigde | stenigden | stenigden | stenigden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal stenigen | zult/zal stenigen | zult/zal stenigen | zult stenigen | zal stenigen | zullen stenigen | zullen stenigen | zullen stenigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou stenigen | zou stenigen | zou(dt) stenigen | zoudt stenigen | zou stenigen | zouden stenigen | zouden stenigen | zouden stenigen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gestenigd | hebt gestenigd | hebt/heeft gestenigd | hebt gestenigd | heeft gestenigd | hebben gestenigd | hebben gestenigd | hebben gestenigd | |||
verleden (v.v.t.) | had gestenigd | had gestenigd | had gestenigd | hadt gestenigd | had gestenigd | hadden gestenigd | hadden gestenigd | hadden gestenigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gestenigd hebben | zal/zult gestenigd hebben | zult/zal gestenigd hebben | zult gestenigd hebben | zal gestenigd hebben | zullen gestenigd hebben | zullen gestenigd hebben | zullen gestenigd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gestenigd hebben | zou gestenigd hebben | zou/zoudt gestenigd hebben | zoudt gestenigd hebben | zou gestenigd hebben | zouden gestenigd hebben | zouden gestenigd hebben | zouden gestenigd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gestenigd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gestenigd | er is gestenigd | |||||||||
verleden | er werd gestenigd | er was gestenigd | |||||||||
toekomend | er zal gestenigd worden | er zal gestenigd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gestenigd worden | er zou gestenigd zijn | |||||||||
lijdende vorm gestenigd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gestenigd worden | gestenigd te worden | ||||||||
toekomend | gestenigd zullen worden | gestenigd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gestenigd zijn | gestenigd te zijn | ||||||||
toekomend | gestenigd zullen zijn | gestenigd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gestenigd | wordt gestenigd | wordt gestenigd | wordt gestenigd | wordt gestenigd | worden gestenigd | worden gestenigd | worden gestenigd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gestenigd | werd gestenigd | werd gestenigd | werdt gestenigd | werd gestenigd | werden gestenigd | werden gestenigd | werden gestenigd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gestenigd worden | zult gestenigd worden | zult gestenigd worden | zult gestenigd worden | zal gestenigd worden | zullen gestenigd worden | zullen gestenigd worden | zullen gestenigd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gestenigd worden | zou gestenigd worden | zou/zoudt gestenigd worden | zoudt gestenigd worden | zou gestenigd worden | zouden gestenigd worden | zouden gestenigd worden | zouden gestenigd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gestenigd | bent gestenigd | bent/is gestenigd | zijt gestenigd | is gestenigd | zijn gestenigd | zijn gestenigd | zijn gestenigd | |||
verleden (v.v.t.) | was gestenigd | was gestenigd | was gestenigd | waart gestenigd | was gestenigd | waren gestenigd | waren gestenigd | waren gestenigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gestenigd zijn | zult gestenigd zijn | zult gestenigd zijn | zult gestenigd zijn | zal gestenigd zijn | zullen gestenigd zijn | zullen gestenigd zijn | zullen gestenigd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gestenigd zijn | zou gestenigd zijn | zou/zoudt gestenigd zijn | zoudt gestenigd zijn | zou gestenigd zijn | zouden gestenigd zijn | zouden gestenigd zijn | zouden gestenigd zijn |