vervoeging van de bedrijvende vorm van stoven | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | stoven | te stoven | ||||||||
toekomend | zullen stoven | te zullen stoven | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gestoofd | te hebben gestoofd | ||||||||
toekomend | gestoofd zullen hebben | gestoofd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
stovend | gestoofd | ev. stoof |
mv. verouderd stooft |
stove | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | stoof | stooft | stooft | stooft | stooft | stoven | stoven | stoven | |||
verleden (o.v.t.) | stoofde | stoofde | stoofde | stoofde | stoofde | stoofden | stoofden | stoofden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal stoven | zult/zal stoven | zult/zal stoven | zult stoven | zal stoven | zullen stoven | zullen stoven | zullen stoven | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou stoven | zou stoven | zou(dt) stoven | zoudt stoven | zou stoven | zouden stoven | zouden stoven | zouden stoven | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gestoofd | hebt gestoofd | hebt/heeft gestoofd | hebt gestoofd | heeft gestoofd | hebben gestoofd | hebben gestoofd | hebben gestoofd | |||
verleden (v.v.t.) | had gestoofd | had gestoofd | had gestoofd | hadt gestoofd | had gestoofd | hadden gestoofd | hadden gestoofd | hadden gestoofd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gestoofd hebben | zal/zult gestoofd hebben | zult/zal gestoofd hebben | zult gestoofd hebben | zal gestoofd hebben | zullen gestoofd hebben | zullen gestoofd hebben | zullen gestoofd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gestoofd hebben | zou gestoofd hebben | zou/zoudt gestoofd hebben | zoudt gestoofd hebben | zou gestoofd hebben | zouden gestoofd hebben | zouden gestoofd hebben | zouden gestoofd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gestoofd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gestoofd | er is gestoofd | |||||||||
verleden | er werd gestoofd | er was gestoofd | |||||||||
toekomend | er zal gestoofd worden | er zal gestoofd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gestoofd worden | er zou gestoofd zijn | |||||||||
lijdende vorm gestoofd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gestoofd worden | gestoofd te worden | ||||||||
toekomend | gestoofd zullen worden | gestoofd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gestoofd zijn | gestoofd te zijn | ||||||||
toekomend | gestoofd zullen zijn | gestoofd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gestoofd | wordt gestoofd | wordt gestoofd | wordt gestoofd | wordt gestoofd | worden gestoofd | worden gestoofd | worden gestoofd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gestoofd | werd gestoofd | werd gestoofd | werdt gestoofd | werd gestoofd | werden gestoofd | werden gestoofd | werden gestoofd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gestoofd worden | zult gestoofd worden | zult gestoofd worden | zult gestoofd worden | zal gestoofd worden | zullen gestoofd worden | zullen gestoofd worden | zullen gestoofd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gestoofd worden | zou gestoofd worden | zou/zoudt gestoofd worden | zoudt gestoofd worden | zou gestoofd worden | zouden gestoofd worden | zouden gestoofd worden | zouden gestoofd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gestoofd | bent gestoofd | bent/is gestoofd | zijt gestoofd | is gestoofd | zijn gestoofd | zijn gestoofd | zijn gestoofd | |||
verleden (v.v.t.) | was gestoofd | was gestoofd | was gestoofd | waart gestoofd | was gestoofd | waren gestoofd | waren gestoofd | waren gestoofd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gestoofd zijn | zult gestoofd zijn | zult gestoofd zijn | zult gestoofd zijn | zal gestoofd zijn | zullen gestoofd zijn | zullen gestoofd zijn | zullen gestoofd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gestoofd zijn | zou gestoofd zijn | zou/zoudt gestoofd zijn | zoudt gestoofd zijn | zou gestoofd zijn | zouden gestoofd zijn | zouden gestoofd zijn | zouden gestoofd zijn |