vervoeging van de bedrijvende vorm van sublimeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | sublimeren | te sublimeren | ||||||||
toekomend | zullen sublimeren | te zullen sublimeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gesublimeerd | te hebben gesublimeerd | ||||||||
toekomend | gesublimeerd zullen hebben | gesublimeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
sublimerend | gesublimeerd | ev. sublimeer |
mv. verouderd sublimeert |
sublimere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | sublimeer | sublimeert | sublimeert | sublimeert | sublimeert | sublimeren | sublimeren | sublimeren | |||
verleden (o.v.t.) | sublimeerde | sublimeerde | sublimeerde | sublimeerde | sublimeerde | sublimeerden | sublimeerden | sublimeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal sublimeren | zult/zal sublimeren | zult/zal sublimeren | zult sublimeren | zal sublimeren | zullen sublimeren | zullen sublimeren | zullen sublimeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou sublimeren | zou sublimeren | zou(dt) sublimeren | zoudt sublimeren | zou sublimeren | zouden sublimeren | zouden sublimeren | zouden sublimeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gesublimeerd | hebt gesublimeerd | hebt/heeft gesublimeerd | hebt gesublimeerd | heeft gesublimeerd | hebben gesublimeerd | hebben gesublimeerd | hebben gesublimeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gesublimeerd | had gesublimeerd | had gesublimeerd | hadt gesublimeerd | had gesublimeerd | hadden gesublimeerd | hadden gesublimeerd | hadden gesublimeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gesublimeerd hebben | zal/zult gesublimeerd hebben | zult/zal gesublimeerd hebben | zult gesublimeerd hebben | zal gesublimeerd hebben | zullen gesublimeerd hebben | zullen gesublimeerd hebben | zullen gesublimeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gesublimeerd hebben | zou gesublimeerd hebben | zou/zoudt gesublimeerd hebben | zoudt gesublimeerd hebben | zou gesublimeerd hebben | zouden gesublimeerd hebben | zouden gesublimeerd hebben | zouden gesublimeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gesublimeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gesublimeerd | er is gesublimeerd | |||||||||
verleden | er werd gesublimeerd | er was gesublimeerd | |||||||||
toekomend | er zal gesublimeerd worden | er zal gesublimeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gesublimeerd worden | er zou gesublimeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gesublimeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gesublimeerd worden | gesublimeerd te worden | ||||||||
toekomend | gesublimeerd zullen worden | gesublimeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gesublimeerd zijn | gesublimeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gesublimeerd zullen zijn | gesublimeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gesublimeerd | wordt gesublimeerd | wordt gesublimeerd | wordt gesublimeerd | wordt gesublimeerd | worden gesublimeerd | worden gesublimeerd | worden gesublimeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gesublimeerd | werd gesublimeerd | werd gesublimeerd | werdt gesublimeerd | werd gesublimeerd | werden gesublimeerd | werden gesublimeerd | werden gesublimeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gesublimeerd worden | zult gesublimeerd worden | zult gesublimeerd worden | zult gesublimeerd worden | zal gesublimeerd worden | zullen gesublimeerd worden | zullen gesublimeerd worden | zullen gesublimeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gesublimeerd worden | zou gesublimeerd worden | zou/zoudt gesublimeerd worden | zoudt gesublimeerd worden | zou gesublimeerd worden | zouden gesublimeerd worden | zouden gesublimeerd worden | zouden gesublimeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gesublimeerd | bent gesublimeerd | bent/is gesublimeerd | zijt gesublimeerd | is gesublimeerd | zijn gesublimeerd | zijn gesublimeerd | zijn gesublimeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gesublimeerd | was gesublimeerd | was gesublimeerd | waart gesublimeerd | was gesublimeerd | waren gesublimeerd | waren gesublimeerd | waren gesublimeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gesublimeerd zijn | zult gesublimeerd zijn | zult gesublimeerd zijn | zult gesublimeerd zijn | zal gesublimeerd zijn | zullen gesublimeerd zijn | zullen gesublimeerd zijn | zullen gesublimeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gesublimeerd zijn | zou gesublimeerd zijn | zou/zoudt gesublimeerd zijn | zoudt gesublimeerd zijn | zou gesublimeerd zijn | zouden gesublimeerd zijn | zouden gesublimeerd zijn | zouden gesublimeerd zijn |