vervoeging van de bedrijvende vorm van tariferen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | tariferen | te tariferen | ||||||
toekomend | zullen tariferen | te zullen tariferen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben getarifeerd | te hebben getarifeerd | ||||||
toekomend | getarifeerd zullen hebben | getarifeerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
tariferend | getarifeerd | ev. tarifeer |
mv. verouderd tarifeert |
tarifere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | tarifeer | tarifeert | tarifeert | tarifeert | tarifeert | tariferen | tariferen | tariferen | |
verleden (o.v.t.) | tarifeerde | tarifeerde | tarifeerde | tarifeerde | tarifeerde | tarifeerden | tarifeerden | tarifeerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal tariferen | zult/zal tariferen | zult/zal tariferen | zult tariferen | zal tariferen | zullen tariferen | zullen tariferen | zullen tariferen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou tariferen | zou tariferen | zou(dt) tariferen | zoudt tariferen | zou tariferen | zouden tariferen | zouden tariferen | zouden tariferen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb getarifeerd | hebt getarifeerd | hebt/heeft getarifeerd | hebt getarifeerd | heeft getarifeerd | hebben getarifeerd | hebben getarifeerd | hebben getarifeerd | |
verleden (v.v.t.) | had getarifeerd | had getarifeerd | had getarifeerd | hadt getarifeerd | had getarifeerd | hadden getarifeerd | hadden getarifeerd | hadden getarifeerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal getarifeerd hebben | zal/zult getarifeerd hebben | zult/zal getarifeerd hebben | zult getarifeerd hebben | zal getarifeerd hebben | zullen getarifeerd hebben | zullen getarifeerd hebben | zullen getarifeerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou getarifeerd hebben | zou getarifeerd hebben | zou/zoudt getarifeerd hebben | zoudt getarifeerd hebben | zou getarifeerd hebben | zouden getarifeerd hebben | zouden getarifeerd hebben | zouden getarifeerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm getarifeerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt getarifeerd | er is getarifeerd | |||||||
verleden | er werd getarifeerd | er was getarifeerd | |||||||
toekomend | er zal getarifeerd worden | er zal getarifeerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou getarifeerd worden | er zou getarifeerd zijn |