vervoeging van de bedrijvende vorm van teasen
|
onbepaalde wijs
|
kort
|
lang
|
onvoltooid
|
tegenwoordig
|
teasen
|
te teasen
|
toekomend
|
zullen teasen
|
te zullen teasen
|
voltooid
|
tegenwoordig
|
hebben geteased geteaset
|
te hebben geteased geteaset
|
toekomend
|
geteased geteaset zullen hebben
|
geteased geteaset te zullen hebben
|
|
onvoltooid deelwoord |
voltooid deelwoord |
gebiedende wijs |
aanvoegende wijs
|
|
teasend |
geteased geteaset |
ev. tease |
mv. verouderd teaset |
tease
|
aantonende wijs |
enkelvoud |
meervoud
|
onvoltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij, ge |
hij, zij, het |
wij, we |
jullie |
zij, ze
|
tegenwoordig (o.t.t.) |
tease |
teaset |
teaset |
teaset |
teaset |
teasen |
teasen |
teasen
|
verleden (o.v.t.) |
teasede teasete |
teasede teasete |
teasede teasete |
teasede teasete |
teasede teasete |
teaseden teaseten |
teaseden teaseten |
teaseden teaseten
|
toekomend (o.t.t.t.) |
zal teasen |
zult/zal teasen |
zult/zal teasen |
zult teasen |
zal teasen |
zullen teasen |
zullen teasen |
zullen teasen
|
voorwaardelijk (o.v.t.t.) |
zou teasen |
zou teasen |
zou(dt) teasen |
zoudt teasen |
zou teasen |
zouden teasen |
zouden teasen |
zouden teasen
|
voltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij |
hij, zij, het |
wij |
jullie |
zij
|
tegenwoordig (v.t.t.) |
heb geteased geteaset |
hebt geteased geteaset |
hebt/heeft geteased geteaset |
hebt geteased geteaset |
heeft geteased geteaset |
hebben geteased geteaset |
hebben geteased geteaset |
hebben geteased geteaset
|
verleden (v.v.t.) |
had geteased geteaset |
had geteased geteaset |
had geteased geteaset |
hadt geteased geteaset |
had geteased geteaset |
hadden geteased geteaset |
hadden geteased geteaset |
hadden geteased geteaset
|
toekomend (v.t.t.t.) |
zal geteased geteaset hebben |
zal/zult geteased geteaset hebben |
zult/zal geteased geteaset hebben |
zult geteased geteaset hebben |
zal geteased geteaset hebben |
zullen geteased geteaset hebben |
zullen geteased geteaset hebben |
zullen geteased geteaset hebben
|
voorwaardelijk (v.v.t.t.) |
zou geteased geteaset hebben |
zou geteased geteaset hebben |
zou/zoudt geteased geteaset hebben |
zoudt geteased geteaset hebben |
zou geteased geteaset hebben |
zouden geteased geteaset hebben |
zouden geteased geteaset hebben |
zouden geteased geteaset hebben
|
onpersoonlijke lijdende vorm geteased geteaset worden
|
|
onvoltooid |
voltooid
|
tegenwoordig |
er wordt geteased geteaset |
er is geteased geteaset
|
verleden |
er werd geteased geteaset |
er was geteased geteaset
|
toekomend |
er zal geteased geteaset worden |
er zal geteased geteaset zijn
|
voorwaardelijk |
er zou geteased geteaset worden |
er zou geteased geteaset zijn
|
lijdende vorm geteased geteaset worden
|
onbepaalde wijs
|
kort
|
lang
|
onvoltooid
|
tegenwoordig
|
geteased geteaset worden
|
geteased geteaset te worden
|
toekomend
|
geteased geteaset zullen worden
|
geteased geteaset te zullen worden
|
voltooid
|
tegenwoordig
|
geteased geteaset zijn
|
geteased geteaset te zijn
|
toekomend
|
geteased geteaset zullen zijn
|
geteased geteaset te zullen zijn
|
|
enkelvoud |
meervoud
|
onvoltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij |
hij, zij, het |
wij |
jullie |
zij
|
tegenwoordig (o.t.t.) |
word geteased geteaset |
wordt geteased geteaset |
wordt geteased geteaset |
wordt geteased geteaset |
wordt geteased geteaset |
worden geteased geteaset |
worden geteased geteaset |
worden geteased geteaset
|
verleden (o.v.t.) |
werd geteased geteaset |
werd geteased geteaset |
werd geteased geteaset |
werdt geteased geteaset |
werd geteased geteaset |
werden geteased geteaset |
werden geteased geteaset |
werden geteased geteaset
|
toekomend (o.t.t.t.) |
zal geteased geteaset worden |
zult geteased geteaset worden |
zult geteased geteaset worden |
zult geteased geteaset worden |
zal geteased geteaset worden |
zullen geteased geteaset worden |
zullen geteased geteaset worden |
zullen geteased geteaset worden
|
voorwaardelijk (o.v.t.t.) |
zou geteased geteaset worden |
zou geteased geteaset worden |
zou/zoudt geteased geteaset worden |
zoudt geteased geteaset worden |
zou geteased geteaset worden |
zouden geteased geteaset worden |
zouden geteased geteaset worden |
zouden geteased geteaset worden
|
voltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij |
hij, zij, het |
wij |
jullie |
zij
|
tegenwoordig (v.t.t.) |
ben geteased geteaset |
bent geteased geteaset |
bent/is geteased geteaset |
zijt geteased geteaset |
is geteased geteaset |
zijn geteased geteaset |
zijn geteased geteaset |
zijn geteased geteaset
|
verleden (v.v.t.) |
was geteased geteaset |
was geteased geteaset |
was geteased geteaset |
waart geteased geteaset |
was geteased geteaset |
waren geteased geteaset |
waren geteased geteaset |
waren geteased geteaset
|
toekomend (v.t.t.t.) |
zal geteased geteaset zijn |
zult geteased geteaset zijn |
zult geteased geteaset zijn |
zult geteased geteaset zijn |
zal geteased geteaset zijn |
zullen geteased geteaset zijn |
zullen geteased geteaset zijn |
zullen geteased geteaset zijn
|
voorwaardelijk (v.v.t.t.) |
zou geteased geteaset zijn |
zou geteased geteaset zijn |
zou/zoudt geteased geteaset zijn |
zoudt geteased geteaset zijn |
zou geteased geteaset zijn |
zouden geteased geteaset zijn |
zouden geteased geteaset zijn |
zouden geteased geteaset zijn
|