vervoeging van de bedrijvende vorm van terrasseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | terrasseren | te terrasseren | ||||||||
toekomend | zullen terrasseren | te zullen terrasseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geterrasseerd | te hebben geterrasseerd | ||||||||
toekomend | geterrasseerd zullen hebben | geterrasseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
terrasserend | geterrasseerd | ev. terrasseer |
mv. verouderd terrasseert |
terrassere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | terrasseer | terrasseert | terrasseert | terrasseert | terrasseert | terrasseren | terrasseren | terrasseren | |||
verleden (o.v.t.) | terrasseerde | terrasseerde | terrasseerde | terrasseerde | terrasseerde | terrasseerden | terrasseerden | terrasseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal terrasseren | zult/zal terrasseren | zult/zal terrasseren | zult terrasseren | zal terrasseren | zullen terrasseren | zullen terrasseren | zullen terrasseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terrasseren | zou terrasseren | zou(dt) terrasseren | zoudt terrasseren | zou terrasseren | zouden terrasseren | zouden terrasseren | zouden terrasseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geterrasseerd | hebt geterrasseerd | hebt/heeft geterrasseerd | hebt geterrasseerd | heeft geterrasseerd | hebben geterrasseerd | hebben geterrasseerd | hebben geterrasseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geterrasseerd | had geterrasseerd | had geterrasseerd | hadt geterrasseerd | had geterrasseerd | hadden geterrasseerd | hadden geterrasseerd | hadden geterrasseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geterrasseerd hebben | zal/zult geterrasseerd hebben | zult/zal geterrasseerd hebben | zult geterrasseerd hebben | zal geterrasseerd hebben | zullen geterrasseerd hebben | zullen geterrasseerd hebben | zullen geterrasseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geterrasseerd hebben | zou geterrasseerd hebben | zou/zoudt geterrasseerd hebben | zoudt geterrasseerd hebben | zou geterrasseerd hebben | zouden geterrasseerd hebben | zouden geterrasseerd hebben | zouden geterrasseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geterrasseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geterrasseerd | er is geterrasseerd | |||||||||
verleden | er werd geterrasseerd | er was geterrasseerd | |||||||||
toekomend | er zal geterrasseerd worden | er zal geterrasseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geterrasseerd worden | er zou geterrasseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geterrasseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geterrasseerd worden | geterrasseerd te worden | ||||||||
toekomend | geterrasseerd zullen worden | geterrasseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geterrasseerd zijn | geterrasseerd te zijn | ||||||||
toekomend | geterrasseerd zullen zijn | geterrasseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geterrasseerd | wordt geterrasseerd | wordt geterrasseerd | wordt geterrasseerd | wordt geterrasseerd | worden geterrasseerd | worden geterrasseerd | worden geterrasseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geterrasseerd | werd geterrasseerd | werd geterrasseerd | werdt geterrasseerd | werd geterrasseerd | werden geterrasseerd | werden geterrasseerd | werden geterrasseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geterrasseerd worden | zult geterrasseerd worden | zult geterrasseerd worden | zult geterrasseerd worden | zal geterrasseerd worden | zullen geterrasseerd worden | zullen geterrasseerd worden | zullen geterrasseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geterrasseerd worden | zou geterrasseerd worden | zou/zoudt geterrasseerd worden | zoudt geterrasseerd worden | zou geterrasseerd worden | zouden geterrasseerd worden | zouden geterrasseerd worden | zouden geterrasseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geterrasseerd | bent geterrasseerd | bent/is geterrasseerd | zijt geterrasseerd | is geterrasseerd | zijn geterrasseerd | zijn geterrasseerd | zijn geterrasseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geterrasseerd | was geterrasseerd | was geterrasseerd | waart geterrasseerd | was geterrasseerd | waren geterrasseerd | waren geterrasseerd | waren geterrasseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geterrasseerd zijn | zult geterrasseerd zijn | zult geterrasseerd zijn | zult geterrasseerd zijn | zal geterrasseerd zijn | zullen geterrasseerd zijn | zullen geterrasseerd zijn | zullen geterrasseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geterrasseerd zijn | zou geterrasseerd zijn | zou/zoudt geterrasseerd zijn | zoudt geterrasseerd zijn | zou geterrasseerd zijn | zouden geterrasseerd zijn | zouden geterrasseerd zijn | zouden geterrasseerd zijn |