vervoeging van de bedrijvende vorm van terugplaatsen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | terugplaatsen | terug te plaatsen | ||||||||
toekomend | zullen terugplaatsen terug zullen plaatsen |
te zullen terugplaatsen terug te zullen plaatsen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben teruggeplaatst | te hebben teruggeplaatst | ||||||||
toekomend | teruggeplaatst zullen hebben | teruggeplaatst te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
terugplaatsend | teruggeplaatst | ev. plaats terug |
mv. verouderd plaatst terug |
plaatse terug (bijzin) terugplaatse | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | plaats terug | plaatst terug | plaatst terug | plaatst terug | plaatst terug | plaatsen terug | plaatsen terug | plaatsen terug | |||
verleden (o.v.t.) | plaatste terug | plaatste terug | plaatste terug | plaatste terug | plaatste terug | plaatsten terug | plaatsten terug | plaatsten terug | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugplaatsen | zult/zal terugplaatsen | zult/zal terugplaatsen | zult terugplaatsen | zal terugplaatsen | zullen terugplaatsen | zullen terugplaatsen | zullen terugplaatsen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugplaatsen | zou terugplaatsen | zou(dt) terugplaatsen | zoudt terugplaatsen | zou terugplaatsen | zouden terugplaatsen | zouden terugplaatsen | zouden terugplaatsen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | terugplaats | terugplaatst | terugplaatst | terugplaatst | terugplaatst | terugplaatsen | terugplaatsen | terugplaatsen | |||
verleden (o.v.t.) | terugplaatste | terugplaatste | terugplaatste | terugplaatste | terugplaatste | terugplaatsten | terugplaatsten | terugplaatsten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugplaatsen terug zal plaatsen |
zult/zal terugplaatsen terug zult/zal plaatsen |
zult/zal terugplaatsen terug zult/zal plaatsen |
zult terugplaatsen terug zult plaatsen |
zal terugplaatsen terug zal plaatsen |
zullen terugplaatsen terug zullen plaatsen |
zullen terugplaatsen terug zullen plaatsen |
zullen terugplaatsen terug zullen plaatsen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugplaatsen terug zou plaatsen |
zou terugplaatsen terug zou plaatsen |
zou(dt) terugplaatsen terug zou(dt) plaatsen |
zoudt terugplaatsen terug zoudt plaatsen |
zou terugplaatsen terug zou plaatsen |
zouden terugplaatsen terug zouden plaatsen |
zouden terugplaatsen terug zouden plaatsen |
zouden terugplaatsen terug zouden plaatsen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb teruggeplaatst | hebt teruggeplaatst | hebt/heeft teruggeplaatst | hebt teruggeplaatst | heeft teruggeplaatst | hebben teruggeplaatst | hebben teruggeplaatst | hebben teruggeplaatst | |||
verleden (v.v.t.) | had teruggeplaatst | had teruggeplaatst | had teruggeplaatst | hadt teruggeplaatst | had teruggeplaatst | hadden teruggeplaatst | hadden teruggeplaatst | hadden teruggeplaatst | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal teruggeplaatst hebben | zal/zult teruggeplaatst hebben | zult/zal teruggeplaatst hebben | zult teruggeplaatst hebben | zal teruggeplaatst hebben | zullen teruggeplaatst hebben | zullen teruggeplaatst hebben | zullen teruggeplaatst hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou teruggeplaatst hebben | zou teruggeplaatst hebben | zou/zoudt teruggeplaatst hebben | zoudt teruggeplaatst hebben | zou teruggeplaatst hebben | zouden teruggeplaatst hebben | zouden teruggeplaatst hebben | zouden teruggeplaatst hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm teruggeplaatst worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt teruggeplaatst | er is teruggeplaatst | |||||||||
verleden | er werd teruggeplaatst | er was teruggeplaatst | |||||||||
toekomend | er zal teruggeplaatst worden | er zal teruggeplaatst zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou teruggeplaatst worden | er zou teruggeplaatst zijn | |||||||||
lijdende vorm teruggeplaatst worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | teruggeplaatst worden | teruggeplaatst te worden | ||||||||
toekomend | teruggeplaatst zullen worden | teruggeplaatst te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | teruggeplaatst zijn | teruggeplaatst te zijn | ||||||||
toekomend | teruggeplaatst zullen zijn | teruggeplaatst te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word teruggeplaatst | wordt teruggeplaatst | wordt teruggeplaatst | wordt teruggeplaatst | wordt teruggeplaatst | worden teruggeplaatst | worden teruggeplaatst | worden teruggeplaatst | |||
verleden (o.v.t.) | werd teruggeplaatst | werd teruggeplaatst | werd teruggeplaatst | werdt teruggeplaatst | werd teruggeplaatst | werden teruggeplaatst | werden teruggeplaatst | werden teruggeplaatst | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal teruggeplaatst worden | zult teruggeplaatst worden | zult teruggeplaatst worden | zult teruggeplaatst worden | zal teruggeplaatst worden | zullen teruggeplaatst worden | zullen teruggeplaatst worden | zullen teruggeplaatst worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou teruggeplaatst worden | zou teruggeplaatst worden | zou/zoudt teruggeplaatst worden | zoudt teruggeplaatst worden | zou teruggeplaatst worden | zouden teruggeplaatst worden | zouden teruggeplaatst worden | zouden teruggeplaatst worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben teruggeplaatst | bent teruggeplaatst | bent/is teruggeplaatst | zijt teruggeplaatst | is teruggeplaatst | zijn teruggeplaatst | zijn teruggeplaatst | zijn teruggeplaatst | |||
verleden (v.v.t.) | was teruggeplaatst | was teruggeplaatst | was teruggeplaatst | waart teruggeplaatst | was teruggeplaatst | waren teruggeplaatst | waren teruggeplaatst | waren teruggeplaatst | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal teruggeplaatst zijn | zult teruggeplaatst zijn | zult teruggeplaatst zijn | zult teruggeplaatst zijn | zal teruggeplaatst zijn | zullen teruggeplaatst zijn | zullen teruggeplaatst zijn | zullen teruggeplaatst zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou teruggeplaatst zijn | zou teruggeplaatst zijn | zou/zoudt teruggeplaatst zijn | zoudt teruggeplaatst zijn | zou teruggeplaatst zijn | zouden teruggeplaatst zijn | zouden teruggeplaatst zijn | zouden teruggeplaatst zijn |