vervoeging van de bedrijvende vorm van terugsnoeien | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | terugsnoeien | terug te snoeien | ||||||||
toekomend | zullen terugsnoeien terug zullen snoeien |
te zullen terugsnoeien terug te zullen snoeien | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben teruggesnoeid | te hebben teruggesnoeid | ||||||||
toekomend | teruggesnoeid zullen hebben | teruggesnoeid te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
terugsnoeiend | teruggesnoeid | ev. snoei terug |
mv. verouderd snoeit terug |
snoeie terug (bijzin) terugsnoeie | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | snoei terug | snoeit terug | snoeit terug | snoeit terug | snoeit terug | snoeien terug | snoeien terug | snoeien terug | |||
verleden (o.v.t.) | snoeide terug | snoeide terug | snoeide terug | snoeide terug | snoeide terug | snoeiden terug | snoeiden terug | snoeiden terug | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugsnoeien | zult/zal terugsnoeien | zult/zal terugsnoeien | zult terugsnoeien | zal terugsnoeien | zullen terugsnoeien | zullen terugsnoeien | zullen terugsnoeien | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugsnoeien | zou terugsnoeien | zou(dt) terugsnoeien | zoudt terugsnoeien | zou terugsnoeien | zouden terugsnoeien | zouden terugsnoeien | zouden terugsnoeien | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | terugsnoei | terugsnoeit | terugsnoeit | terugsnoeit | terugsnoeit | terugsnoeien | terugsnoeien | terugsnoeien | |||
verleden (o.v.t.) | terugsnoeide | terugsnoeide | terugsnoeide | terugsnoeide | terugsnoeide | terugsnoeiden | terugsnoeiden | terugsnoeiden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugsnoeien terug zal snoeien |
zult/zal terugsnoeien terug zult/zal snoeien |
zult/zal terugsnoeien terug zult/zal snoeien |
zult terugsnoeien terug zult snoeien |
zal terugsnoeien terug zal snoeien |
zullen terugsnoeien terug zullen snoeien |
zullen terugsnoeien terug zullen snoeien |
zullen terugsnoeien terug zullen snoeien | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugsnoeien terug zou snoeien |
zou terugsnoeien terug zou snoeien |
zou(dt) terugsnoeien terug zou(dt) snoeien |
zoudt terugsnoeien terug zoudt snoeien |
zou terugsnoeien terug zou snoeien |
zouden terugsnoeien terug zouden snoeien |
zouden terugsnoeien terug zouden snoeien |
zouden terugsnoeien terug zouden snoeien | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb teruggesnoeid | hebt teruggesnoeid | hebt/heeft teruggesnoeid | hebt teruggesnoeid | heeft teruggesnoeid | hebben teruggesnoeid | hebben teruggesnoeid | hebben teruggesnoeid | |||
verleden (v.v.t.) | had teruggesnoeid | had teruggesnoeid | had teruggesnoeid | hadt teruggesnoeid | had teruggesnoeid | hadden teruggesnoeid | hadden teruggesnoeid | hadden teruggesnoeid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal teruggesnoeid hebben | zal/zult teruggesnoeid hebben | zult/zal teruggesnoeid hebben | zult teruggesnoeid hebben | zal teruggesnoeid hebben | zullen teruggesnoeid hebben | zullen teruggesnoeid hebben | zullen teruggesnoeid hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou teruggesnoeid hebben | zou teruggesnoeid hebben | zou/zoudt teruggesnoeid hebben | zoudt teruggesnoeid hebben | zou teruggesnoeid hebben | zouden teruggesnoeid hebben | zouden teruggesnoeid hebben | zouden teruggesnoeid hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm teruggesnoeid worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt teruggesnoeid | er is teruggesnoeid | |||||||||
verleden | er werd teruggesnoeid | er was teruggesnoeid | |||||||||
toekomend | er zal teruggesnoeid worden | er zal teruggesnoeid zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou teruggesnoeid worden | er zou teruggesnoeid zijn | |||||||||
lijdende vorm teruggesnoeid worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | teruggesnoeid worden | teruggesnoeid te worden | ||||||||
toekomend | teruggesnoeid zullen worden | teruggesnoeid te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | teruggesnoeid zijn | teruggesnoeid te zijn | ||||||||
toekomend | teruggesnoeid zullen zijn | teruggesnoeid te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word teruggesnoeid | wordt teruggesnoeid | wordt teruggesnoeid | wordt teruggesnoeid | wordt teruggesnoeid | worden teruggesnoeid | worden teruggesnoeid | worden teruggesnoeid | |||
verleden (o.v.t.) | werd teruggesnoeid | werd teruggesnoeid | werd teruggesnoeid | werdt teruggesnoeid | werd teruggesnoeid | werden teruggesnoeid | werden teruggesnoeid | werden teruggesnoeid | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal teruggesnoeid worden | zult teruggesnoeid worden | zult teruggesnoeid worden | zult teruggesnoeid worden | zal teruggesnoeid worden | zullen teruggesnoeid worden | zullen teruggesnoeid worden | zullen teruggesnoeid worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou teruggesnoeid worden | zou teruggesnoeid worden | zou/zoudt teruggesnoeid worden | zoudt teruggesnoeid worden | zou teruggesnoeid worden | zouden teruggesnoeid worden | zouden teruggesnoeid worden | zouden teruggesnoeid worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben teruggesnoeid | bent teruggesnoeid | bent/is teruggesnoeid | zijt teruggesnoeid | is teruggesnoeid | zijn teruggesnoeid | zijn teruggesnoeid | zijn teruggesnoeid | |||
verleden (v.v.t.) | was teruggesnoeid | was teruggesnoeid | was teruggesnoeid | waart teruggesnoeid | was teruggesnoeid | waren teruggesnoeid | waren teruggesnoeid | waren teruggesnoeid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal teruggesnoeid zijn | zult teruggesnoeid zijn | zult teruggesnoeid zijn | zult teruggesnoeid zijn | zal teruggesnoeid zijn | zullen teruggesnoeid zijn | zullen teruggesnoeid zijn | zullen teruggesnoeid zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou teruggesnoeid zijn | zou teruggesnoeid zijn | zou/zoudt teruggesnoeid zijn | zoudt teruggesnoeid zijn | zou teruggesnoeid zijn | zouden teruggesnoeid zijn | zouden teruggesnoeid zijn | zouden teruggesnoeid zijn |