tingelen/vervoeging

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord tingelen/vervoeging. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord tingelen/vervoeging, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je tingelen/vervoeging in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord tingelen/vervoeging is hier. De definitie van het woord tingelen/vervoeging zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vantingelen/vervoeging, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
vervoeging van de bedrijvende vorm van tingelen
onbepaalde wijs kort lang
onvoltooid tegenwoordig tingelen te tingelen
toekomend zullen tingelen te zullen tingelen
voltooid tegenwoordig hebben getingeld te hebben getingeld
toekomend getingeld zullen hebben getingeld te zullen hebben
onvoltooid deelwoord voltooid deelwoord gebiedende wijs aanvoegende wijs
tingelend getingeld ev.
tingel		 mv. verouderd
tingelt		 tingele
aantonende wijs enkelvoud meervoud
onvoltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij, ge hij, zij, het wij, we jullie zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.) tingel tingelt tingelt tingelt tingelt tingelen tingelen tingelen
verleden (o.v.t.) tingelde tingelde tingelde tingelde tingelde tingelden tingelden tingelden
toekomend (o.t.t.t.) zal tingelen zult/zal tingelen zult/zal tingelen zult tingelen zal tingelen zullen tingelen zullen tingelen zullen tingelen
voorwaardelijk (o.v.t.t.) zou tingelen zou tingelen zou(dt) tingelen zoudt tingelen zou tingelen zouden tingelen zouden tingelen zouden tingelen
voltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij hij, zij, het wij jullie zij
tegenwoordig (v.t.t.) heb getingeld hebt getingeld hebt/heeft getingeld hebt getingeld heeft getingeld hebben getingeld hebben getingeld hebben getingeld
verleden (v.v.t.) had getingeld had getingeld had getingeld hadt getingeld had getingeld hadden getingeld hadden getingeld hadden getingeld
toekomend (v.t.t.t.) zal getingeld hebben zal/zult getingeld hebben zult/zal getingeld hebben zult getingeld hebben zal getingeld hebben zullen getingeld hebben zullen getingeld hebben zullen getingeld hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.) zou getingeld hebben zou getingeld hebben zou/zoudt getingeld hebben zoudt getingeld hebben zou getingeld hebben zouden getingeld hebben zouden getingeld hebben zouden getingeld hebben
onpersoonlijke lijdende vorm getingeld worden
onvoltooid voltooid
tegenwoordig er wordt getingeld er is getingeld
verleden er werd getingeld er was getingeld
toekomend er zal getingeld worden er zal getingeld zijn
voorwaardelijk er zou getingeld worden er zou getingeld zijn


Enciclo
Wikious
Sapientia
Scientia
Boobota
Anandapedia
Sagapedia
Wikithot