vervoeging van de bedrijvende vorm van toedekken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | toedekken | toe te dekken | ||||||||
toekomend | zullen toedekken toe zullen dekken |
te zullen toedekken toe te zullen dekken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben toegedekt | te hebben toegedekt | ||||||||
toekomend | toegedekt zullen hebben | toegedekt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
toedekkend | toegedekt | ev. dek toe |
mv. verouderd dekt toe |
dekke toe (bijzin) toedekke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | dek toe | dekt toe | dekt toe | dekt toe | dekt toe | dekken toe | dekken toe | dekken toe | |||
verleden (o.v.t.) | dekte toe | dekte toe | dekte toe | dekte toe | dekte toe | dekten toe | dekten toe | dekten toe | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toedekken | zult/zal toedekken | zult/zal toedekken | zult toedekken | zal toedekken | zullen toedekken | zullen toedekken | zullen toedekken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toedekken | zou toedekken | zou(dt) toedekken | zoudt toedekken | zou toedekken | zouden toedekken | zouden toedekken | zouden toedekken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | toedek | toedekt | toedekt | toedekt | toedekt | toedekken | toedekken | toedekken | |||
verleden (o.v.t.) | toedekte | toedekte | toedekte | toedekte | toedekte | toedekten | toedekten | toedekten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toedekken toe zal dekken |
zult/zal toedekken toe zult/zal dekken |
zult/zal toedekken toe zult/zal dekken |
zult toedekken toe zult dekken |
zal toedekken toe zal dekken |
zullen toedekken toe zullen dekken |
zullen toedekken toe zullen dekken |
zullen toedekken toe zullen dekken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toedekken toe zou dekken |
zou toedekken toe zou dekken |
zou(dt) toedekken toe zou(dt) dekken |
zoudt toedekken toe zoudt dekken |
zou toedekken toe zou dekken |
zouden toedekken toe zouden dekken |
zouden toedekken toe zouden dekken |
zouden toedekken toe zouden dekken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb toegedekt | hebt toegedekt | hebt/heeft toegedekt | hebt toegedekt | heeft toegedekt | hebben toegedekt | hebben toegedekt | hebben toegedekt | |||
verleden (v.v.t.) | had toegedekt | had toegedekt | had toegedekt | hadt toegedekt | had toegedekt | hadden toegedekt | hadden toegedekt | hadden toegedekt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal toegedekt hebben | zal/zult toegedekt hebben | zult/zal toegedekt hebben | zult toegedekt hebben | zal toegedekt hebben | zullen toegedekt hebben | zullen toegedekt hebben | zullen toegedekt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou toegedekt hebben | zou toegedekt hebben | zou/zoudt toegedekt hebben | zoudt toegedekt hebben | zou toegedekt hebben | zouden toegedekt hebben | zouden toegedekt hebben | zouden toegedekt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm toegedekt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt toegedekt | er is toegedekt | |||||||||
verleden | er werd toegedekt | er was toegedekt | |||||||||
toekomend | er zal toegedekt worden | er zal toegedekt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou toegedekt worden | er zou toegedekt zijn | |||||||||
lijdende vorm toegedekt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | toegedekt worden | toegedekt te worden | ||||||||
toekomend | toegedekt zullen worden | toegedekt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | toegedekt zijn | toegedekt te zijn | ||||||||
toekomend | toegedekt zullen zijn | toegedekt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word toegedekt | wordt toegedekt | wordt toegedekt | wordt toegedekt | wordt toegedekt | worden toegedekt | worden toegedekt | worden toegedekt | |||
verleden (o.v.t.) | werd toegedekt | werd toegedekt | werd toegedekt | werdt toegedekt | werd toegedekt | werden toegedekt | werden toegedekt | werden toegedekt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toegedekt worden | zult toegedekt worden | zult toegedekt worden | zult toegedekt worden | zal toegedekt worden | zullen toegedekt worden | zullen toegedekt worden | zullen toegedekt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toegedekt worden | zou toegedekt worden | zou/zoudt toegedekt worden | zoudt toegedekt worden | zou toegedekt worden | zouden toegedekt worden | zouden toegedekt worden | zouden toegedekt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben toegedekt | bent toegedekt | bent/is toegedekt | zijt toegedekt | is toegedekt | zijn toegedekt | zijn toegedekt | zijn toegedekt | |||
verleden (v.v.t.) | was toegedekt | was toegedekt | was toegedekt | waart toegedekt | was toegedekt | waren toegedekt | waren toegedekt | waren toegedekt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal toegedekt zijn | zult toegedekt zijn | zult toegedekt zijn | zult toegedekt zijn | zal toegedekt zijn | zullen toegedekt zijn | zullen toegedekt zijn | zullen toegedekt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou toegedekt zijn | zou toegedekt zijn | zou/zoudt toegedekt zijn | zoudt toegedekt zijn | zou toegedekt zijn | zouden toegedekt zijn | zouden toegedekt zijn | zouden toegedekt zijn |