vervoeging van de bedrijvende vorm van toereiken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | toereiken | toe te reiken | ||||||||
toekomend | zullen toereiken toe zullen reiken |
te zullen toereiken toe te zullen reiken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben toegereikt | te hebben toegereikt | ||||||||
toekomend | toegereikt zullen hebben | toegereikt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
toereikend | toegereikt | ev. reik toe |
mv. verouderd reikt toe |
reike toe (bijzin) toereike | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | reik toe | reikt toe | reikt toe | reikt toe | reikt toe | reiken toe | reiken toe | reiken toe | |||
verleden (o.v.t.) | reikte toe | reikte toe | reikte toe | reikte toe | reikte toe | reikten toe | reikten toe | reikten toe | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toereiken | zult/zal toereiken | zult/zal toereiken | zult toereiken | zal toereiken | zullen toereiken | zullen toereiken | zullen toereiken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toereiken | zou toereiken | zou(dt) toereiken | zoudt toereiken | zou toereiken | zouden toereiken | zouden toereiken | zouden toereiken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | toereik | toereikt | toereikt | toereikt | toereikt | toereiken | toereiken | toereiken | |||
verleden (o.v.t.) | toereikte | toereikte | toereikte | toereikte | toereikte | toereikten | toereikten | toereikten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toereiken toe zal reiken |
zult/zal toereiken toe zult/zal reiken |
zult/zal toereiken toe zult/zal reiken |
zult toereiken toe zult reiken |
zal toereiken toe zal reiken |
zullen toereiken toe zullen reiken |
zullen toereiken toe zullen reiken |
zullen toereiken toe zullen reiken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toereiken toe zou reiken |
zou toereiken toe zou reiken |
zou(dt) toereiken toe zou(dt) reiken |
zoudt toereiken toe zoudt reiken |
zou toereiken toe zou reiken |
zouden toereiken toe zouden reiken |
zouden toereiken toe zouden reiken |
zouden toereiken toe zouden reiken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb toegereikt | hebt toegereikt | hebt/heeft toegereikt | hebt toegereikt | heeft toegereikt | hebben toegereikt | hebben toegereikt | hebben toegereikt | |||
verleden (v.v.t.) | had toegereikt | had toegereikt | had toegereikt | hadt toegereikt | had toegereikt | hadden toegereikt | hadden toegereikt | hadden toegereikt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal toegereikt hebben | zal/zult toegereikt hebben | zult/zal toegereikt hebben | zult toegereikt hebben | zal toegereikt hebben | zullen toegereikt hebben | zullen toegereikt hebben | zullen toegereikt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou toegereikt hebben | zou toegereikt hebben | zou/zoudt toegereikt hebben | zoudt toegereikt hebben | zou toegereikt hebben | zouden toegereikt hebben | zouden toegereikt hebben | zouden toegereikt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm toegereikt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt toegereikt | er is toegereikt | |||||||||
verleden | er werd toegereikt | er was toegereikt | |||||||||
toekomend | er zal toegereikt worden | er zal toegereikt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou toegereikt worden | er zou toegereikt zijn | |||||||||
lijdende vorm toegereikt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | toegereikt worden | toegereikt te worden | ||||||||
toekomend | toegereikt zullen worden | toegereikt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | toegereikt zijn | toegereikt te zijn | ||||||||
toekomend | toegereikt zullen zijn | toegereikt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word toegereikt | wordt toegereikt | wordt toegereikt | wordt toegereikt | wordt toegereikt | worden toegereikt | worden toegereikt | worden toegereikt | |||
verleden (o.v.t.) | werd toegereikt | werd toegereikt | werd toegereikt | werdt toegereikt | werd toegereikt | werden toegereikt | werden toegereikt | werden toegereikt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toegereikt worden | zult toegereikt worden | zult toegereikt worden | zult toegereikt worden | zal toegereikt worden | zullen toegereikt worden | zullen toegereikt worden | zullen toegereikt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toegereikt worden | zou toegereikt worden | zou/zoudt toegereikt worden | zoudt toegereikt worden | zou toegereikt worden | zouden toegereikt worden | zouden toegereikt worden | zouden toegereikt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben toegereikt | bent toegereikt | bent/is toegereikt | zijt toegereikt | is toegereikt | zijn toegereikt | zijn toegereikt | zijn toegereikt | |||
verleden (v.v.t.) | was toegereikt | was toegereikt | was toegereikt | waart toegereikt | was toegereikt | waren toegereikt | waren toegereikt | waren toegereikt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal toegereikt zijn | zult toegereikt zijn | zult toegereikt zijn | zult toegereikt zijn | zal toegereikt zijn | zullen toegereikt zijn | zullen toegereikt zijn | zullen toegereikt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou toegereikt zijn | zou toegereikt zijn | zou/zoudt toegereikt zijn | zoudt toegereikt zijn | zou toegereikt zijn | zouden toegereikt zijn | zouden toegereikt zijn | zouden toegereikt zijn |