vervoeging van de bedrijvende vorm van triggeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | triggeren | te triggeren | ||||||||
toekomend | zullen triggeren | te zullen triggeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben getriggerd | te hebben getriggerd | ||||||||
toekomend | getriggerd zullen hebben | getriggerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
triggerend | getriggerd | ev. trigger |
mv. verouderd triggert |
triggere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | trigger | triggert | triggert | triggert | triggert | triggeren | triggeren | triggeren | |||
verleden (o.v.t.) | triggerde | triggerde | triggerde | triggerde | triggerde | triggerden | triggerden | triggerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal triggeren | zult/zal triggeren | zult/zal triggeren | zult triggeren | zal triggeren | zullen triggeren | zullen triggeren | zullen triggeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou triggeren | zou triggeren | zou(dt) triggeren | zoudt triggeren | zou triggeren | zouden triggeren | zouden triggeren | zouden triggeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb getriggerd | hebt getriggerd | hebt/heeft getriggerd | hebt getriggerd | heeft getriggerd | hebben getriggerd | hebben getriggerd | hebben getriggerd | |||
verleden (v.v.t.) | had getriggerd | had getriggerd | had getriggerd | hadt getriggerd | had getriggerd | hadden getriggerd | hadden getriggerd | hadden getriggerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal getriggerd hebben | zal/zult getriggerd hebben | zult/zal getriggerd hebben | zult getriggerd hebben | zal getriggerd hebben | zullen getriggerd hebben | zullen getriggerd hebben | zullen getriggerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou getriggerd hebben | zou getriggerd hebben | zou/zoudt getriggerd hebben | zoudt getriggerd hebben | zou getriggerd hebben | zouden getriggerd hebben | zouden getriggerd hebben | zouden getriggerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm getriggerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt getriggerd | er is getriggerd | |||||||||
verleden | er werd getriggerd | er was getriggerd | |||||||||
toekomend | er zal getriggerd worden | er zal getriggerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou getriggerd worden | er zou getriggerd zijn | |||||||||
lijdende vorm getriggerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | getriggerd worden | getriggerd te worden | ||||||||
toekomend | getriggerd zullen worden | getriggerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | getriggerd zijn | getriggerd te zijn | ||||||||
toekomend | getriggerd zullen zijn | getriggerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word getriggerd | wordt getriggerd | wordt getriggerd | wordt getriggerd | wordt getriggerd | worden getriggerd | worden getriggerd | worden getriggerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd getriggerd | werd getriggerd | werd getriggerd | werdt getriggerd | werd getriggerd | werden getriggerd | werden getriggerd | werden getriggerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal getriggerd worden | zult getriggerd worden | zult getriggerd worden | zult getriggerd worden | zal getriggerd worden | zullen getriggerd worden | zullen getriggerd worden | zullen getriggerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou getriggerd worden | zou getriggerd worden | zou/zoudt getriggerd worden | zoudt getriggerd worden | zou getriggerd worden | zouden getriggerd worden | zouden getriggerd worden | zouden getriggerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben getriggerd | bent getriggerd | bent/is getriggerd | zijt getriggerd | is getriggerd | zijn getriggerd | zijn getriggerd | zijn getriggerd | |||
verleden (v.v.t.) | was getriggerd | was getriggerd | was getriggerd | waart getriggerd | was getriggerd | waren getriggerd | waren getriggerd | waren getriggerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal getriggerd zijn | zult getriggerd zijn | zult getriggerd zijn | zult getriggerd zijn | zal getriggerd zijn | zullen getriggerd zijn | zullen getriggerd zijn | zullen getriggerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou getriggerd zijn | zou getriggerd zijn | zou/zoudt getriggerd zijn | zoudt getriggerd zijn | zou getriggerd zijn | zouden getriggerd zijn | zouden getriggerd zijn | zouden getriggerd zijn |