vervoeging van de bedrijvende vorm van uiteenzetten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uiteenzetten | uiteen te zetten | ||||||||
toekomend | zullen uiteenzetten uiteen zullen zetten |
te zullen uiteenzetten uiteen te zullen zetten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben uiteengezet | te hebben uiteengezet | ||||||||
toekomend | uiteengezet zullen hebben | uiteengezet te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
uiteenzettend | uiteengezet | ev. zet uiteen |
mv. verouderd zet uiteen |
zette uiteen (bijzin) uiteenzette | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | zet uiteen | zet uiteen | zet uiteen | zet uiteen | zet uiteen | zetten uiteen | zetten uiteen | zetten uiteen | |||
verleden (o.v.t.) | zette uiteen | zette uiteen | zette uiteen | zette uiteen | zette uiteen | zetten uiteen | zetten uiteen | zetten uiteen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uiteenzetten | zult/zal uiteenzetten | zult/zal uiteenzetten | zult uiteenzetten | zal uiteenzetten | zullen uiteenzetten | zullen uiteenzetten | zullen uiteenzetten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uiteenzetten | zou uiteenzetten | zou(dt) uiteenzetten | zoudt uiteenzetten | zou uiteenzetten | zouden uiteenzetten | zouden uiteenzetten | zouden uiteenzetten | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | uiteenzet | uiteenzet | uiteenzet | uiteenzet | uiteenzet | uiteenzetten | uiteenzetten | uiteenzetten | |||
verleden (o.v.t.) | uiteenzette | uiteenzette | uiteenzette | uiteenzette | uiteenzette | uiteenzetten | uiteenzetten | uiteenzetten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uiteenzetten uiteen zal zetten |
zult/zal uiteenzetten uiteen zult/zal zetten |
zult/zal uiteenzetten uiteen zult/zal zetten |
zult uiteenzetten uiteen zult zetten |
zal uiteenzetten uiteen zal zetten |
zullen uiteenzetten uiteen zullen zetten |
zullen uiteenzetten uiteen zullen zetten |
zullen uiteenzetten uiteen zullen zetten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uiteenzetten uiteen zou zetten |
zou uiteenzetten uiteen zou zetten |
zou(dt) uiteenzetten uiteen zou(dt) zetten |
zoudt uiteenzetten uiteen zoudt zetten |
zou uiteenzetten uiteen zou zetten |
zouden uiteenzetten uiteen zouden zetten |
zouden uiteenzetten uiteen zouden zetten |
zouden uiteenzetten uiteen zouden zetten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb uiteengezet | hebt uiteengezet | hebt/heeft uiteengezet | hebt uiteengezet | heeft uiteengezet | hebben uiteengezet | hebben uiteengezet | hebben uiteengezet | |||
verleden (v.v.t.) | had uiteengezet | had uiteengezet | had uiteengezet | hadt uiteengezet | had uiteengezet | hadden uiteengezet | hadden uiteengezet | hadden uiteengezet | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uiteengezet hebben | zal/zult uiteengezet hebben | zult/zal uiteengezet hebben | zult uiteengezet hebben | zal uiteengezet hebben | zullen uiteengezet hebben | zullen uiteengezet hebben | zullen uiteengezet hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uiteengezet hebben | zou uiteengezet hebben | zou/zoudt uiteengezet hebben | zoudt uiteengezet hebben | zou uiteengezet hebben | zouden uiteengezet hebben | zouden uiteengezet hebben | zouden uiteengezet hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm uiteengezet worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt uiteengezet | er is uiteengezet | |||||||||
verleden | er werd uiteengezet | er was uiteengezet | |||||||||
toekomend | er zal uiteengezet worden | er zal uiteengezet zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou uiteengezet worden | er zou uiteengezet zijn | |||||||||
lijdende vorm uiteengezet worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uiteengezet worden | uiteengezet te worden | ||||||||
toekomend | uiteengezet zullen worden | uiteengezet te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | uiteengezet zijn | uiteengezet te zijn | ||||||||
toekomend | uiteengezet zullen zijn | uiteengezet te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word uiteengezet | wordt uiteengezet | wordt uiteengezet | wordt uiteengezet | wordt uiteengezet | worden uiteengezet | worden uiteengezet | worden uiteengezet | |||
verleden (o.v.t.) | werd uiteengezet | werd uiteengezet | werd uiteengezet | werdt uiteengezet | werd uiteengezet | werden uiteengezet | werden uiteengezet | werden uiteengezet | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uiteengezet worden | zult uiteengezet worden | zult uiteengezet worden | zult uiteengezet worden | zal uiteengezet worden | zullen uiteengezet worden | zullen uiteengezet worden | zullen uiteengezet worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uiteengezet worden | zou uiteengezet worden | zou/zoudt uiteengezet worden | zoudt uiteengezet worden | zou uiteengezet worden | zouden uiteengezet worden | zouden uiteengezet worden | zouden uiteengezet worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben uiteengezet | bent uiteengezet | bent/is uiteengezet | zijt uiteengezet | is uiteengezet | zijn uiteengezet | zijn uiteengezet | zijn uiteengezet | |||
verleden (v.v.t.) | was uiteengezet | was uiteengezet | was uiteengezet | waart uiteengezet | was uiteengezet | waren uiteengezet | waren uiteengezet | waren uiteengezet | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uiteengezet zijn | zult uiteengezet zijn | zult uiteengezet zijn | zult uiteengezet zijn | zal uiteengezet zijn | zullen uiteengezet zijn | zullen uiteengezet zijn | zullen uiteengezet zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uiteengezet zijn | zou uiteengezet zijn | zou/zoudt uiteengezet zijn | zoudt uiteengezet zijn | zou uiteengezet zijn | zouden uiteengezet zijn | zouden uiteengezet zijn | zouden uiteengezet zijn |