vervoeging van de bedrijvende vorm van verdonkeremanen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verdonkeremanen | te verdonkeremanen | ||||||||
toekomend | zullen verdonkeremanen | te zullen verdonkeremanen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verdonkeremaand | te hebben verdonkeremaand | ||||||||
toekomend | verdonkeremaand zullen hebben | verdonkeremaand te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verdonkeremanend | verdonkeremaand | ev. verdonkeremaan |
mv. verouderd verdonkeremaant |
verdonkeremane | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verdonkeremaan | verdonkeremaant | verdonkeremaant | verdonkeremaant | verdonkeremaant | verdonkeremanen | verdonkeremanen | verdonkeremanen | |||
verleden (o.v.t.) | verdonkeremaande | verdonkeremaande | verdonkeremaande | verdonkeremaande | verdonkeremaande | verdonkeremaanden | verdonkeremaanden | verdonkeremaanden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verdonkeremanen | zult/zal verdonkeremanen | zult/zal verdonkeremanen | zult verdonkeremanen | zal verdonkeremanen | zullen verdonkeremanen | zullen verdonkeremanen | zullen verdonkeremanen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verdonkeremanen | zou verdonkeremanen | zou(dt) verdonkeremanen | zoudt verdonkeremanen | zou verdonkeremanen | zouden verdonkeremanen | zouden verdonkeremanen | zouden verdonkeremanen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verdonkeremaand | hebt verdonkeremaand | hebt/heeft verdonkeremaand | hebt verdonkeremaand | heeft verdonkeremaand | hebben verdonkeremaand | hebben verdonkeremaand | hebben verdonkeremaand | |||
verleden (v.v.t.) | had verdonkeremaand | had verdonkeremaand | had verdonkeremaand | hadt verdonkeremaand | had verdonkeremaand | hadden verdonkeremaand | hadden verdonkeremaand | hadden verdonkeremaand | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verdonkeremaand hebben | zal/zult verdonkeremaand hebben | zult/zal verdonkeremaand hebben | zult verdonkeremaand hebben | zal verdonkeremaand hebben | zullen verdonkeremaand hebben | zullen verdonkeremaand hebben | zullen verdonkeremaand hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verdonkeremaand hebben | zou verdonkeremaand hebben | zou/zoudt verdonkeremaand hebben | zoudt verdonkeremaand hebben | zou verdonkeremaand hebben | zouden verdonkeremaand hebben | zouden verdonkeremaand hebben | zouden verdonkeremaand hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verdonkeremaand worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verdonkeremaand | er is verdonkeremaand | |||||||||
verleden | er werd verdonkeremaand | er was verdonkeremaand | |||||||||
toekomend | er zal verdonkeremaand worden | er zal verdonkeremaand zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verdonkeremaand worden | er zou verdonkeremaand zijn | |||||||||
lijdende vorm verdonkeremaand worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verdonkeremaand worden | verdonkeremaand te worden | ||||||||
toekomend | verdonkeremaand zullen worden | verdonkeremaand te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verdonkeremaand zijn | verdonkeremaand te zijn | ||||||||
toekomend | verdonkeremaand zullen zijn | verdonkeremaand te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verdonkeremaand | wordt verdonkeremaand | wordt verdonkeremaand | wordt verdonkeremaand | wordt verdonkeremaand | worden verdonkeremaand | worden verdonkeremaand | worden verdonkeremaand | |||
verleden (o.v.t.) | werd verdonkeremaand | werd verdonkeremaand | werd verdonkeremaand | werdt verdonkeremaand | werd verdonkeremaand | werden verdonkeremaand | werden verdonkeremaand | werden verdonkeremaand | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verdonkeremaand worden | zult verdonkeremaand worden | zult verdonkeremaand worden | zult verdonkeremaand worden | zal verdonkeremaand worden | zullen verdonkeremaand worden | zullen verdonkeremaand worden | zullen verdonkeremaand worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verdonkeremaand worden | zou verdonkeremaand worden | zou/zoudt verdonkeremaand worden | zoudt verdonkeremaand worden | zou verdonkeremaand worden | zouden verdonkeremaand worden | zouden verdonkeremaand worden | zouden verdonkeremaand worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verdonkeremaand | bent verdonkeremaand | bent/is verdonkeremaand | zijt verdonkeremaand | is verdonkeremaand | zijn verdonkeremaand | zijn verdonkeremaand | zijn verdonkeremaand | |||
verleden (v.v.t.) | was verdonkeremaand | was verdonkeremaand | was verdonkeremaand | waart verdonkeremaand | was verdonkeremaand | waren verdonkeremaand | waren verdonkeremaand | waren verdonkeremaand | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verdonkeremaand zijn | zult verdonkeremaand zijn | zult verdonkeremaand zijn | zult verdonkeremaand zijn | zal verdonkeremaand zijn | zullen verdonkeremaand zijn | zullen verdonkeremaand zijn | zullen verdonkeremaand zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verdonkeremaand zijn | zou verdonkeremaand zijn | zou/zoudt verdonkeremaand zijn | zoudt verdonkeremaand zijn | zou verdonkeremaand zijn | zouden verdonkeremaand zijn | zouden verdonkeremaand zijn | zouden verdonkeremaand zijn |