vervoeging van de bedrijvende vorm van vergenoegen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vergenoegen | te vergenoegen | ||||||||
toekomend | zullen vergenoegen | te zullen vergenoegen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben vergenoegd | te hebben vergenoegd | ||||||||
toekomend | vergenoegd zullen hebben | vergenoegd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
vergenoegend | vergenoegd | ev. vergenoeg |
mv. verouderd vergenoegt |
vergenoege | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | vergenoeg | vergenoegt | vergenoegt | vergenoegt | vergenoegt | vergenoegen | vergenoegen | vergenoegen | |||
verleden (o.v.t.) | vergenoegde | vergenoegde | vergenoegde | vergenoegde | vergenoegde | vergenoegden | vergenoegden | vergenoegden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vergenoegen | zult/zal vergenoegen | zult/zal vergenoegen | zult vergenoegen | zal vergenoegen | zullen vergenoegen | zullen vergenoegen | zullen vergenoegen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vergenoegen | zou vergenoegen | zou(dt) vergenoegen | zoudt vergenoegen | zou vergenoegen | zouden vergenoegen | zouden vergenoegen | zouden vergenoegen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb vergenoegd | hebt vergenoegd | hebt/heeft vergenoegd | hebt vergenoegd | heeft vergenoegd | hebben vergenoegd | hebben vergenoegd | hebben vergenoegd | |||
verleden (v.v.t.) | had vergenoegd | had vergenoegd | had vergenoegd | hadt vergenoegd | had vergenoegd | hadden vergenoegd | hadden vergenoegd | hadden vergenoegd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal vergenoegd hebben | zal/zult vergenoegd hebben | zult/zal vergenoegd hebben | zult vergenoegd hebben | zal vergenoegd hebben | zullen vergenoegd hebben | zullen vergenoegd hebben | zullen vergenoegd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou vergenoegd hebben | zou vergenoegd hebben | zou/zoudt vergenoegd hebben | zoudt vergenoegd hebben | zou vergenoegd hebben | zouden vergenoegd hebben | zouden vergenoegd hebben | zouden vergenoegd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm vergenoegd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt vergenoegd | er is vergenoegd | |||||||||
verleden | er werd vergenoegd | er was vergenoegd | |||||||||
toekomend | er zal vergenoegd worden | er zal vergenoegd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou vergenoegd worden | er zou vergenoegd zijn | |||||||||
lijdende vorm vergenoegd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vergenoegd worden | vergenoegd te worden | ||||||||
toekomend | vergenoegd zullen worden | vergenoegd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | vergenoegd zijn | vergenoegd te zijn | ||||||||
toekomend | vergenoegd zullen zijn | vergenoegd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word vergenoegd | wordt vergenoegd | wordt vergenoegd | wordt vergenoegd | wordt vergenoegd | worden vergenoegd | worden vergenoegd | worden vergenoegd | |||
verleden (o.v.t.) | werd vergenoegd | werd vergenoegd | werd vergenoegd | werdt vergenoegd | werd vergenoegd | werden vergenoegd | werden vergenoegd | werden vergenoegd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vergenoegd worden | zult vergenoegd worden | zult vergenoegd worden | zult vergenoegd worden | zal vergenoegd worden | zullen vergenoegd worden | zullen vergenoegd worden | zullen vergenoegd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vergenoegd worden | zou vergenoegd worden | zou/zoudt vergenoegd worden | zoudt vergenoegd worden | zou vergenoegd worden | zouden vergenoegd worden | zouden vergenoegd worden | zouden vergenoegd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben vergenoegd | bent vergenoegd | bent/is vergenoegd | zijt vergenoegd | is vergenoegd | zijn vergenoegd | zijn vergenoegd | zijn vergenoegd | |||
verleden (v.v.t.) | was vergenoegd | was vergenoegd | was vergenoegd | waart vergenoegd | was vergenoegd | waren vergenoegd | waren vergenoegd | waren vergenoegd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal vergenoegd zijn | zult vergenoegd zijn | zult vergenoegd zijn | zult vergenoegd zijn | zal vergenoegd zijn | zullen vergenoegd zijn | zullen vergenoegd zijn | zullen vergenoegd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou vergenoegd zijn | zou vergenoegd zijn | zou/zoudt vergenoegd zijn | zoudt vergenoegd zijn | zou vergenoegd zijn | zouden vergenoegd zijn | zouden vergenoegd zijn | zouden vergenoegd zijn |