vervoeging van de bedrijvende vorm van vergiftigen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vergiftigen | te vergiftigen | ||||||||
toekomend | zullen vergiftigen | te zullen vergiftigen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben vergiftigd | te hebben vergiftigd | ||||||||
toekomend | vergiftigd zullen hebben | vergiftigd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
vergiftigend | vergiftigd | ev. vergiftig |
mv. verouderd vergiftigt |
vergiftige | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | vergiftig | vergiftigt | vergiftigt | vergiftigt | vergiftigt | vergiftigen | vergiftigen | vergiftigen | |||
verleden (o.v.t.) | vergiftigde | vergiftigde | vergiftigde | vergiftigde | vergiftigde | vergiftigden | vergiftigden | vergiftigden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vergiftigen | zult/zal vergiftigen | zult/zal vergiftigen | zult vergiftigen | zal vergiftigen | zullen vergiftigen | zullen vergiftigen | zullen vergiftigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vergiftigen | zou vergiftigen | zou(dt) vergiftigen | zoudt vergiftigen | zou vergiftigen | zouden vergiftigen | zouden vergiftigen | zouden vergiftigen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb vergiftigd | hebt vergiftigd | hebt/heeft vergiftigd | hebt vergiftigd | heeft vergiftigd | hebben vergiftigd | hebben vergiftigd | hebben vergiftigd | |||
verleden (v.v.t.) | had vergiftigd | had vergiftigd | had vergiftigd | hadt vergiftigd | had vergiftigd | hadden vergiftigd | hadden vergiftigd | hadden vergiftigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal vergiftigd hebben | zal/zult vergiftigd hebben | zult/zal vergiftigd hebben | zult vergiftigd hebben | zal vergiftigd hebben | zullen vergiftigd hebben | zullen vergiftigd hebben | zullen vergiftigd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou vergiftigd hebben | zou vergiftigd hebben | zou/zoudt vergiftigd hebben | zoudt vergiftigd hebben | zou vergiftigd hebben | zouden vergiftigd hebben | zouden vergiftigd hebben | zouden vergiftigd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm vergiftigd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt vergiftigd | er is vergiftigd | |||||||||
verleden | er werd vergiftigd | er was vergiftigd | |||||||||
toekomend | er zal vergiftigd worden | er zal vergiftigd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou vergiftigd worden | er zou vergiftigd zijn | |||||||||
lijdende vorm vergiftigd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vergiftigd worden | vergiftigd te worden | ||||||||
toekomend | vergiftigd zullen worden | vergiftigd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | vergiftigd zijn | vergiftigd te zijn | ||||||||
toekomend | vergiftigd zullen zijn | vergiftigd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word vergiftigd | wordt vergiftigd | wordt vergiftigd | wordt vergiftigd | wordt vergiftigd | worden vergiftigd | worden vergiftigd | worden vergiftigd | |||
verleden (o.v.t.) | werd vergiftigd | werd vergiftigd | werd vergiftigd | werdt vergiftigd | werd vergiftigd | werden vergiftigd | werden vergiftigd | werden vergiftigd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vergiftigd worden | zult vergiftigd worden | zult vergiftigd worden | zult vergiftigd worden | zal vergiftigd worden | zullen vergiftigd worden | zullen vergiftigd worden | zullen vergiftigd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vergiftigd worden | zou vergiftigd worden | zou/zoudt vergiftigd worden | zoudt vergiftigd worden | zou vergiftigd worden | zouden vergiftigd worden | zouden vergiftigd worden | zouden vergiftigd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben vergiftigd | bent vergiftigd | bent/is vergiftigd | zijt vergiftigd | is vergiftigd | zijn vergiftigd | zijn vergiftigd | zijn vergiftigd | |||
verleden (v.v.t.) | was vergiftigd | was vergiftigd | was vergiftigd | waart vergiftigd | was vergiftigd | waren vergiftigd | waren vergiftigd | waren vergiftigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal vergiftigd zijn | zult vergiftigd zijn | zult vergiftigd zijn | zult vergiftigd zijn | zal vergiftigd zijn | zullen vergiftigd zijn | zullen vergiftigd zijn | zullen vergiftigd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou vergiftigd zijn | zou vergiftigd zijn | zou/zoudt vergiftigd zijn | zoudt vergiftigd zijn | zou vergiftigd zijn | zouden vergiftigd zijn | zouden vergiftigd zijn | zouden vergiftigd zijn |