vervoeging van de bedrijvende vorm van vergokken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vergokken | te vergokken | ||||||||
toekomend | zullen vergokken | te zullen vergokken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben vergokt | te hebben vergokt | ||||||||
toekomend | vergokt zullen hebben | vergokt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
vergokkend | vergokt | ev. vergok |
mv. verouderd vergokt |
vergokke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | vergok | vergokt | vergokt | vergokt | vergokt | vergokken | vergokken | vergokken | |||
verleden (o.v.t.) | vergokte | vergokte | vergokte | vergokte | vergokte | vergokten | vergokten | vergokten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vergokken | zult/zal vergokken | zult/zal vergokken | zult vergokken | zal vergokken | zullen vergokken | zullen vergokken | zullen vergokken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vergokken | zou vergokken | zou(dt) vergokken | zoudt vergokken | zou vergokken | zouden vergokken | zouden vergokken | zouden vergokken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb vergokt | hebt vergokt | hebt/heeft vergokt | hebt vergokt | heeft vergokt | hebben vergokt | hebben vergokt | hebben vergokt | |||
verleden (v.v.t.) | had vergokt | had vergokt | had vergokt | hadt vergokt | had vergokt | hadden vergokt | hadden vergokt | hadden vergokt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal vergokt hebben | zal/zult vergokt hebben | zult/zal vergokt hebben | zult vergokt hebben | zal vergokt hebben | zullen vergokt hebben | zullen vergokt hebben | zullen vergokt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou vergokt hebben | zou vergokt hebben | zou/zoudt vergokt hebben | zoudt vergokt hebben | zou vergokt hebben | zouden vergokt hebben | zouden vergokt hebben | zouden vergokt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm vergokt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt vergokt | er is vergokt | |||||||||
verleden | er werd vergokt | er was vergokt | |||||||||
toekomend | er zal vergokt worden | er zal vergokt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou vergokt worden | er zou vergokt zijn | |||||||||
lijdende vorm vergokt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vergokt worden | vergokt te worden | ||||||||
toekomend | vergokt zullen worden | vergokt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | vergokt zijn | vergokt te zijn | ||||||||
toekomend | vergokt zullen zijn | vergokt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word vergokt | wordt vergokt | wordt vergokt | wordt vergokt | wordt vergokt | worden vergokt | worden vergokt | worden vergokt | |||
verleden (o.v.t.) | werd vergokt | werd vergokt | werd vergokt | werdt vergokt | werd vergokt | werden vergokt | werden vergokt | werden vergokt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vergokt worden | zult vergokt worden | zult vergokt worden | zult vergokt worden | zal vergokt worden | zullen vergokt worden | zullen vergokt worden | zullen vergokt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vergokt worden | zou vergokt worden | zou/zoudt vergokt worden | zoudt vergokt worden | zou vergokt worden | zouden vergokt worden | zouden vergokt worden | zouden vergokt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben vergokt | bent vergokt | bent/is vergokt | zijt vergokt | is vergokt | zijn vergokt | zijn vergokt | zijn vergokt | |||
verleden (v.v.t.) | was vergokt | was vergokt | was vergokt | waart vergokt | was vergokt | waren vergokt | waren vergokt | waren vergokt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal vergokt zijn | zult vergokt zijn | zult vergokt zijn | zult vergokt zijn | zal vergokt zijn | zullen vergokt zijn | zullen vergokt zijn | zullen vergokt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou vergokt zijn | zou vergokt zijn | zou/zoudt vergokt zijn | zoudt vergokt zijn | zou vergokt zijn | zouden vergokt zijn | zouden vergokt zijn | zouden vergokt zijn |