vervoeging van de bedrijvende vorm van vergulden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vergulden | te vergulden | ||||||||
toekomend | zullen vergulden | te zullen vergulden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verguld | te hebben verguld | ||||||||
toekomend | verguld zullen hebben | verguld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verguldend | verguld | ev. verguld |
mv. verouderd verguldt |
vergulde | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verguld | verguldt | verguldt | verguldt | verguldt | vergulden | vergulden | vergulden | |||
verleden (o.v.t.) | verguldde | verguldde | verguldde | verguldde | verguldde | verguldden | verguldden | verguldden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vergulden | zult/zal vergulden | zult/zal vergulden | zult vergulden | zal vergulden | zullen vergulden | zullen vergulden | zullen vergulden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vergulden | zou vergulden | zou(dt) vergulden | zoudt vergulden | zou vergulden | zouden vergulden | zouden vergulden | zouden vergulden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verguld | hebt verguld | hebt/heeft verguld | hebt verguld | heeft verguld | hebben verguld | hebben verguld | hebben verguld | |||
verleden (v.v.t.) | had verguld | had verguld | had verguld | hadt verguld | had verguld | hadden verguld | hadden verguld | hadden verguld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verguld hebben | zal/zult verguld hebben | zult/zal verguld hebben | zult verguld hebben | zal verguld hebben | zullen verguld hebben | zullen verguld hebben | zullen verguld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verguld hebben | zou verguld hebben | zou/zoudt verguld hebben | zoudt verguld hebben | zou verguld hebben | zouden verguld hebben | zouden verguld hebben | zouden verguld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verguld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verguld | er is verguld | |||||||||
verleden | er werd verguld | er was verguld | |||||||||
toekomend | er zal verguld worden | er zal verguld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verguld worden | er zou verguld zijn | |||||||||
lijdende vorm verguld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verguld worden | verguld te worden | ||||||||
toekomend | verguld zullen worden | verguld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verguld zijn | verguld te zijn | ||||||||
toekomend | verguld zullen zijn | verguld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verguld | wordt verguld | wordt verguld | wordt verguld | wordt verguld | worden verguld | worden verguld | worden verguld | |||
verleden (o.v.t.) | werd verguld | werd verguld | werd verguld | werdt verguld | werd verguld | werden verguld | werden verguld | werden verguld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verguld worden | zult verguld worden | zult verguld worden | zult verguld worden | zal verguld worden | zullen verguld worden | zullen verguld worden | zullen verguld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verguld worden | zou verguld worden | zou/zoudt verguld worden | zoudt verguld worden | zou verguld worden | zouden verguld worden | zouden verguld worden | zouden verguld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verguld | bent verguld | bent/is verguld | zijt verguld | is verguld | zijn verguld | zijn verguld | zijn verguld | |||
verleden (v.v.t.) | was verguld | was verguld | was verguld | waart verguld | was verguld | waren verguld | waren verguld | waren verguld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verguld zijn | zult verguld zijn | zult verguld zijn | zult verguld zijn | zal verguld zijn | zullen verguld zijn | zullen verguld zijn | zullen verguld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verguld zijn | zou verguld zijn | zou/zoudt verguld zijn | zoudt verguld zijn | zou verguld zijn | zouden verguld zijn | zouden verguld zijn | zouden verguld zijn |