vervoeging van de bedrijvende vorm van verifiëren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verifiëren | te verifiëren | ||||||||
toekomend | zullen verifiëren | te zullen verifiëren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geverifieerd | te hebben geverifieerd | ||||||||
toekomend | geverifieerd zullen hebben | geverifieerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verifiërend | geverifieerd | ev. verifieer |
mv. verouderd verifieert |
verifiëre | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verifieer | verifieert | verifieert | verifieert | verifieert | verifiëren | verifiëren | verifiëren | |||
verleden (o.v.t.) | verifieerde | verifieerde | verifieerde | verifieerde | verifieerde | verifieerden | verifieerden | verifieerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verifiëren | zult/zal verifiëren | zult/zal verifiëren | zult verifiëren | zal verifiëren | zullen verifiëren | zullen verifiëren | zullen verifiëren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verifiëren | zou verifiëren | zou(dt) verifiëren | zoudt verifiëren | zou verifiëren | zouden verifiëren | zouden verifiëren | zouden verifiëren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geverifieerd | hebt geverifieerd | hebt/heeft geverifieerd | hebt geverifieerd | heeft geverifieerd | hebben geverifieerd | hebben geverifieerd | hebben geverifieerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geverifieerd | had geverifieerd | had geverifieerd | hadt geverifieerd | had geverifieerd | hadden geverifieerd | hadden geverifieerd | hadden geverifieerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geverifieerd hebben | zal/zult geverifieerd hebben | zult/zal geverifieerd hebben | zult geverifieerd hebben | zal geverifieerd hebben | zullen geverifieerd hebben | zullen geverifieerd hebben | zullen geverifieerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geverifieerd hebben | zou geverifieerd hebben | zou/zoudt geverifieerd hebben | zoudt geverifieerd hebben | zou geverifieerd hebben | zouden geverifieerd hebben | zouden geverifieerd hebben | zouden geverifieerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geverifieerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geverifieerd | er is geverifieerd | |||||||||
verleden | er werd geverifieerd | er was geverifieerd | |||||||||
toekomend | er zal geverifieerd worden | er zal geverifieerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geverifieerd worden | er zou geverifieerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geverifieerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geverifieerd worden | geverifieerd te worden | ||||||||
toekomend | geverifieerd zullen worden | geverifieerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geverifieerd zijn | geverifieerd te zijn | ||||||||
toekomend | geverifieerd zullen zijn | geverifieerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geverifieerd | wordt geverifieerd | wordt geverifieerd | wordt geverifieerd | wordt geverifieerd | worden geverifieerd | worden geverifieerd | worden geverifieerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geverifieerd | werd geverifieerd | werd geverifieerd | werdt geverifieerd | werd geverifieerd | werden geverifieerd | werden geverifieerd | werden geverifieerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geverifieerd worden | zult geverifieerd worden | zult geverifieerd worden | zult geverifieerd worden | zal geverifieerd worden | zullen geverifieerd worden | zullen geverifieerd worden | zullen geverifieerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geverifieerd worden | zou geverifieerd worden | zou/zoudt geverifieerd worden | zoudt geverifieerd worden | zou geverifieerd worden | zouden geverifieerd worden | zouden geverifieerd worden | zouden geverifieerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geverifieerd | bent geverifieerd | bent/is geverifieerd | zijt geverifieerd | is geverifieerd | zijn geverifieerd | zijn geverifieerd | zijn geverifieerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geverifieerd | was geverifieerd | was geverifieerd | waart geverifieerd | was geverifieerd | waren geverifieerd | waren geverifieerd | waren geverifieerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geverifieerd zijn | zult geverifieerd zijn | zult geverifieerd zijn | zult geverifieerd zijn | zal geverifieerd zijn | zullen geverifieerd zijn | zullen geverifieerd zijn | zullen geverifieerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geverifieerd zijn | zou geverifieerd zijn | zou/zoudt geverifieerd zijn | zoudt geverifieerd zijn | zou geverifieerd zijn | zouden geverifieerd zijn | zouden geverifieerd zijn | zouden geverifieerd zijn |