vervoeging van de bedrijvende vorm van verkavelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verkavelen | te verkavelen | ||||||||
toekomend | zullen verkavelen | te zullen verkavelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verkaveld | te hebben verkaveld | ||||||||
toekomend | verkaveld zullen hebben | verkaveld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verkavelend | verkaveld | ev. verkavel |
mv. verouderd verkavelt |
verkavele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verkavel | verkavelt | verkavelt | verkavelt | verkavelt | verkavelen | verkavelen | verkavelen | |||
verleden (o.v.t.) | verkavelde | verkavelde | verkavelde | verkavelde | verkavelde | verkavelden | verkavelden | verkavelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verkavelen | zult/zal verkavelen | zult/zal verkavelen | zult verkavelen | zal verkavelen | zullen verkavelen | zullen verkavelen | zullen verkavelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verkavelen | zou verkavelen | zou(dt) verkavelen | zoudt verkavelen | zou verkavelen | zouden verkavelen | zouden verkavelen | zouden verkavelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verkaveld | hebt verkaveld | hebt/heeft verkaveld | hebt verkaveld | heeft verkaveld | hebben verkaveld | hebben verkaveld | hebben verkaveld | |||
verleden (v.v.t.) | had verkaveld | had verkaveld | had verkaveld | hadt verkaveld | had verkaveld | hadden verkaveld | hadden verkaveld | hadden verkaveld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verkaveld hebben | zal/zult verkaveld hebben | zult/zal verkaveld hebben | zult verkaveld hebben | zal verkaveld hebben | zullen verkaveld hebben | zullen verkaveld hebben | zullen verkaveld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verkaveld hebben | zou verkaveld hebben | zou/zoudt verkaveld hebben | zoudt verkaveld hebben | zou verkaveld hebben | zouden verkaveld hebben | zouden verkaveld hebben | zouden verkaveld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verkaveld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verkaveld | er is verkaveld | |||||||||
verleden | er werd verkaveld | er was verkaveld | |||||||||
toekomend | er zal verkaveld worden | er zal verkaveld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verkaveld worden | er zou verkaveld zijn | |||||||||
lijdende vorm verkaveld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verkaveld worden | verkaveld te worden | ||||||||
toekomend | verkaveld zullen worden | verkaveld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verkaveld zijn | verkaveld te zijn | ||||||||
toekomend | verkaveld zullen zijn | verkaveld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verkaveld | wordt verkaveld | wordt verkaveld | wordt verkaveld | wordt verkaveld | worden verkaveld | worden verkaveld | worden verkaveld | |||
verleden (o.v.t.) | werd verkaveld | werd verkaveld | werd verkaveld | werdt verkaveld | werd verkaveld | werden verkaveld | werden verkaveld | werden verkaveld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verkaveld worden | zult verkaveld worden | zult verkaveld worden | zult verkaveld worden | zal verkaveld worden | zullen verkaveld worden | zullen verkaveld worden | zullen verkaveld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verkaveld worden | zou verkaveld worden | zou/zoudt verkaveld worden | zoudt verkaveld worden | zou verkaveld worden | zouden verkaveld worden | zouden verkaveld worden | zouden verkaveld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verkaveld | bent verkaveld | bent/is verkaveld | zijt verkaveld | is verkaveld | zijn verkaveld | zijn verkaveld | zijn verkaveld | |||
verleden (v.v.t.) | was verkaveld | was verkaveld | was verkaveld | waart verkaveld | was verkaveld | waren verkaveld | waren verkaveld | waren verkaveld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verkaveld zijn | zult verkaveld zijn | zult verkaveld zijn | zult verkaveld zijn | zal verkaveld zijn | zullen verkaveld zijn | zullen verkaveld zijn | zullen verkaveld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verkaveld zijn | zou verkaveld zijn | zou/zoudt verkaveld zijn | zoudt verkaveld zijn | zou verkaveld zijn | zouden verkaveld zijn | zouden verkaveld zijn | zouden verkaveld zijn |