vervoeging van de bedrijvende vorm van verlagen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verlagen | te verlagen | ||||||||
toekomend | zullen verlagen | te zullen verlagen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verlaagd | te hebben verlaagd | ||||||||
toekomend | verlaagd zullen hebben | verlaagd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verlagend | verlaagd | ev. verlaag |
mv. verouderd verlaagt |
verlage | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verlaag | verlaagt | verlaagt | verlaagt | verlaagt | verlagen | verlagen | verlagen | |||
verleden (o.v.t.) | verlaagde | verlaagde | verlaagde | verlaagde | verlaagde | verlaagden | verlaagden | verlaagden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verlagen | zult/zal verlagen | zult/zal verlagen | zult verlagen | zal verlagen | zullen verlagen | zullen verlagen | zullen verlagen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verlagen | zou verlagen | zou(dt) verlagen | zoudt verlagen | zou verlagen | zouden verlagen | zouden verlagen | zouden verlagen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verlaagd | hebt verlaagd | hebt/heeft verlaagd | hebt verlaagd | heeft verlaagd | hebben verlaagd | hebben verlaagd | hebben verlaagd | |||
verleden (v.v.t.) | had verlaagd | had verlaagd | had verlaagd | hadt verlaagd | had verlaagd | hadden verlaagd | hadden verlaagd | hadden verlaagd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verlaagd hebben | zal/zult verlaagd hebben | zult/zal verlaagd hebben | zult verlaagd hebben | zal verlaagd hebben | zullen verlaagd hebben | zullen verlaagd hebben | zullen verlaagd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verlaagd hebben | zou verlaagd hebben | zou/zoudt verlaagd hebben | zoudt verlaagd hebben | zou verlaagd hebben | zouden verlaagd hebben | zouden verlaagd hebben | zouden verlaagd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verlaagd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verlaagd | er is verlaagd | |||||||||
verleden | er werd verlaagd | er was verlaagd | |||||||||
toekomend | er zal verlaagd worden | er zal verlaagd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verlaagd worden | er zou verlaagd zijn | |||||||||
lijdende vorm verlaagd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verlaagd worden | verlaagd te worden | ||||||||
toekomend | verlaagd zullen worden | verlaagd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verlaagd zijn | verlaagd te zijn | ||||||||
toekomend | verlaagd zullen zijn | verlaagd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verlaagd | wordt verlaagd | wordt verlaagd | wordt verlaagd | wordt verlaagd | worden verlaagd | worden verlaagd | worden verlaagd | |||
verleden (o.v.t.) | werd verlaagd | werd verlaagd | werd verlaagd | werdt verlaagd | werd verlaagd | werden verlaagd | werden verlaagd | werden verlaagd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verlaagd worden | zult verlaagd worden | zult verlaagd worden | zult verlaagd worden | zal verlaagd worden | zullen verlaagd worden | zullen verlaagd worden | zullen verlaagd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verlaagd worden | zou verlaagd worden | zou/zoudt verlaagd worden | zoudt verlaagd worden | zou verlaagd worden | zouden verlaagd worden | zouden verlaagd worden | zouden verlaagd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verlaagd | bent verlaagd | bent/is verlaagd | zijt verlaagd | is verlaagd | zijn verlaagd | zijn verlaagd | zijn verlaagd | |||
verleden (v.v.t.) | was verlaagd | was verlaagd | was verlaagd | waart verlaagd | was verlaagd | waren verlaagd | waren verlaagd | waren verlaagd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verlaagd zijn | zult verlaagd zijn | zult verlaagd zijn | zult verlaagd zijn | zal verlaagd zijn | zullen verlaagd zijn | zullen verlaagd zijn | zullen verlaagd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verlaagd zijn | zou verlaagd zijn | zou/zoudt verlaagd zijn | zoudt verlaagd zijn | zou verlaagd zijn | zouden verlaagd zijn | zouden verlaagd zijn | zouden verlaagd zijn |