vervoeging van de bedrijvende vorm van verluchtigen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verluchtigen | te verluchtigen | ||||||||
toekomend | zullen verluchtigen | te zullen verluchtigen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verluchtigd | te hebben verluchtigd | ||||||||
toekomend | verluchtigd zullen hebben | verluchtigd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verluchtigend | verluchtigd | ev. verluchtig |
mv. verouderd verluchtigt |
verluchtige | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verluchtig | verluchtigt | verluchtigt | verluchtigt | verluchtigt | verluchtigen | verluchtigen | verluchtigen | |||
verleden (o.v.t.) | verluchtigde | verluchtigde | verluchtigde | verluchtigde | verluchtigde | verluchtigden | verluchtigden | verluchtigden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verluchtigen | zult/zal verluchtigen | zult/zal verluchtigen | zult verluchtigen | zal verluchtigen | zullen verluchtigen | zullen verluchtigen | zullen verluchtigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verluchtigen | zou verluchtigen | zou(dt) verluchtigen | zoudt verluchtigen | zou verluchtigen | zouden verluchtigen | zouden verluchtigen | zouden verluchtigen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verluchtigd | hebt verluchtigd | hebt/heeft verluchtigd | hebt verluchtigd | heeft verluchtigd | hebben verluchtigd | hebben verluchtigd | hebben verluchtigd | |||
verleden (v.v.t.) | had verluchtigd | had verluchtigd | had verluchtigd | hadt verluchtigd | had verluchtigd | hadden verluchtigd | hadden verluchtigd | hadden verluchtigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verluchtigd hebben | zal/zult verluchtigd hebben | zult/zal verluchtigd hebben | zult verluchtigd hebben | zal verluchtigd hebben | zullen verluchtigd hebben | zullen verluchtigd hebben | zullen verluchtigd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verluchtigd hebben | zou verluchtigd hebben | zou/zoudt verluchtigd hebben | zoudt verluchtigd hebben | zou verluchtigd hebben | zouden verluchtigd hebben | zouden verluchtigd hebben | zouden verluchtigd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verluchtigd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verluchtigd | er is verluchtigd | |||||||||
verleden | er werd verluchtigd | er was verluchtigd | |||||||||
toekomend | er zal verluchtigd worden | er zal verluchtigd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verluchtigd worden | er zou verluchtigd zijn | |||||||||
lijdende vorm verluchtigd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verluchtigd worden | verluchtigd te worden | ||||||||
toekomend | verluchtigd zullen worden | verluchtigd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verluchtigd zijn | verluchtigd te zijn | ||||||||
toekomend | verluchtigd zullen zijn | verluchtigd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verluchtigd | wordt verluchtigd | wordt verluchtigd | wordt verluchtigd | wordt verluchtigd | worden verluchtigd | worden verluchtigd | worden verluchtigd | |||
verleden (o.v.t.) | werd verluchtigd | werd verluchtigd | werd verluchtigd | werdt verluchtigd | werd verluchtigd | werden verluchtigd | werden verluchtigd | werden verluchtigd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verluchtigd worden | zult verluchtigd worden | zult verluchtigd worden | zult verluchtigd worden | zal verluchtigd worden | zullen verluchtigd worden | zullen verluchtigd worden | zullen verluchtigd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verluchtigd worden | zou verluchtigd worden | zou/zoudt verluchtigd worden | zoudt verluchtigd worden | zou verluchtigd worden | zouden verluchtigd worden | zouden verluchtigd worden | zouden verluchtigd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verluchtigd | bent verluchtigd | bent/is verluchtigd | zijt verluchtigd | is verluchtigd | zijn verluchtigd | zijn verluchtigd | zijn verluchtigd | |||
verleden (v.v.t.) | was verluchtigd | was verluchtigd | was verluchtigd | waart verluchtigd | was verluchtigd | waren verluchtigd | waren verluchtigd | waren verluchtigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verluchtigd zijn | zult verluchtigd zijn | zult verluchtigd zijn | zult verluchtigd zijn | zal verluchtigd zijn | zullen verluchtigd zijn | zullen verluchtigd zijn | zullen verluchtigd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verluchtigd zijn | zou verluchtigd zijn | zou/zoudt verluchtigd zijn | zoudt verluchtigd zijn | zou verluchtigd zijn | zouden verluchtigd zijn | zouden verluchtigd zijn | zouden verluchtigd zijn |