vervoeging van de bedrijvende vorm van verschenken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verschenken | te verschenken | ||||||||
toekomend | zullen verschenken | te zullen verschenken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verschonken | te hebben verschonken | ||||||||
toekomend | verschonken zullen hebben | verschonken te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verschenkend | verschonken | ev. verschenk |
mv. verouderd verschenkt |
verschenke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verschenk | verschenkt | verschenkt | verschenkt | verschenkt | verschenken | verschenken | verschenken | |||
verleden (o.v.t.) | verschonk | verschonk | verschonk | verschonk | verschonk | verschonken | verschonken | verschonken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verschenken | zult/zal verschenken | zult/zal verschenken | zult verschenken | zal verschenken | zullen verschenken | zullen verschenken | zullen verschenken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verschenken | zou verschenken | zou(dt) verschenken | zoudt verschenken | zou verschenken | zouden verschenken | zouden verschenken | zouden verschenken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verschonken | hebt verschonken | hebt/heeft verschonken | hebt verschonken | heeft verschonken | hebben verschonken | hebben verschonken | hebben verschonken | |||
verleden (v.v.t.) | had verschonken | had verschonken | had verschonken | hadt verschonken | had verschonken | hadden verschonken | hadden verschonken | hadden verschonken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verschonken hebben | zal/zult verschonken hebben | zult/zal verschonken hebben | zult verschonken hebben | zal verschonken hebben | zullen verschonken hebben | zullen verschonken hebben | zullen verschonken hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verschonken hebben | zou verschonken hebben | zou/zoudt verschonken hebben | zoudt verschonken hebben | zou verschonken hebben | zouden verschonken hebben | zouden verschonken hebben | zouden verschonken hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verschonken worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verschonken | er is verschonken | |||||||||
verleden | er werd verschonken | er was verschonken | |||||||||
toekomend | er zal verschonken worden | er zal verschonken zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verschonken worden | er zou verschonken zijn | |||||||||
lijdende vorm verschonken worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verschonken worden | verschonken te worden | ||||||||
toekomend | verschonken zullen worden | verschonken te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verschonken zijn | verschonken te zijn | ||||||||
toekomend | verschonken zullen zijn | verschonken te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verschonken | wordt verschonken | wordt verschonken | wordt verschonken | wordt verschonken | worden verschonken | worden verschonken | worden verschonken | |||
verleden (o.v.t.) | werd verschonken | werd verschonken | werd verschonken | werdt verschonken | werd verschonken | werden verschonken | werden verschonken | werden verschonken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verschonken worden | zult verschonken worden | zult verschonken worden | zult verschonken worden | zal verschonken worden | zullen verschonken worden | zullen verschonken worden | zullen verschonken worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verschonken worden | zou verschonken worden | zou/zoudt verschonken worden | zoudt verschonken worden | zou verschonken worden | zouden verschonken worden | zouden verschonken worden | zouden verschonken worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verschonken | bent verschonken | bent/is verschonken | zijt verschonken | is verschonken | zijn verschonken | zijn verschonken | zijn verschonken | |||
verleden (v.v.t.) | was verschonken | was verschonken | was verschonken | waart verschonken | was verschonken | waren verschonken | waren verschonken | waren verschonken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verschonken zijn | zult verschonken zijn | zult verschonken zijn | zult verschonken zijn | zal verschonken zijn | zullen verschonken zijn | zullen verschonken zijn | zullen verschonken zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verschonken zijn | zou verschonken zijn | zou/zoudt verschonken zijn | zoudt verschonken zijn | zou verschonken zijn | zouden verschonken zijn | zouden verschonken zijn | zouden verschonken zijn |